Geld: Ruilen, Sparen en Lenen

Geld: Ruilen, Sparen en Lenen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Geld: Ruilen, Sparen en Lenen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je uitleggen wat directe ruil, indirecte ruil, rekenmiddel, spaarmiddel en saldo zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over het ruilen, sparen en lenen van geld?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Directe en Indirecte Ruil
Als je een goed of dienst ruilt zonder geld te gebruiken, dan is dat directe ruil. Ruilen met behulp van geld is indirecte ruil.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geld als Ruilmiddel en Rekenmiddel
Bij indirecte ruil gebruik je geld als ruilmiddel. Als je de waarde van iets in geld uitdrukt, gebruik je geld als rekenmiddel.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geld als Spaarmiddel
Geld op je bankrekening wordt je saldo genoemd. Als je een tegoed hebt, is je saldo positief. Als je een tekort hebt, is je saldo negatief.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elektronisch Betalen
Je kunt elektronisch betalen met je telefoon, pinpas, via iDEAL of je bank-app.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sparen
Er zijn verschillende redenen om te sparen, zoals sparen voor een doel, sparen uit voorzorg en sparen voor de rente.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spaarrekening en Spaardeposito
Je kunt spaargeld op een gewone spaarrekening zetten waarop je op elk moment geld kunt storten of opnemen. Een spaardeposito is voor langere tijd vastzetten met een vaste rente.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lenen
Er zijn verschillende leenmotieven, zoals het opvangen van een tijdelijk geldtekort, eerder genieten van een aankoop en onverwacht geld nodig hebben.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hypothecaire Lening en Krediet
Een lening voor de aankoop van een woning wordt een hypothecaire lening genoemd. Een lening wordt ook wel een krediet genoemd en moet worden afgelost met rente.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kredietkosten en Consumptief Krediet
De rente + overige kosten van een lening worden kredietkosten genoemd. Een lening voor de aanschaf van een consumptiegoed is een consumptief krediet.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koop op Afbetaling
Bij koop op afbetaling leen je geld van een winkelier voor de aankoop van een product.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verzekeringen
Eigen risico is het deel van de schade dat je zelf moet betalen en niet vergoed wordt door de verzekeraar. Een onzeker voorval is een gebeurtenis waarvan je niet weet wanneer of ooit zal gebeuren. Premie is het bedrag dat je aan de verzekeraar betaalt om verzekerd te zijn. Een polis is het schriftelijke of digitale bewijs dat je verzekerd bent.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 15 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 16 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 17 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.