Quiz H3 Op Stoom

Quiz par 3.1 tm 3.4
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Quiz par 3.1 tm 3.4

Slide 1 - Tekstslide

Quiz
Even kijken hoe goed hoofdstuk 3 er al in zit.. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een constitutie?
A
Grondwet
B
Absoluut vorst
C
Een wetsvoorstel
D
Verkeersovertreding

Slide 3 - Quizvraag

Wat klopt niet?
A
Willem wil zijn koninkrijk Nederlandstalig maken
B
Er zitten meer Nederlanders dan Belgen in het parlement
C
Nederland was rijker dan Belgie en gaat de Belgische schulden betalen
D
Het protestantse geloof wordt in Belgie gelijkwaardig aan het katholieke geloof

Slide 4 - Quizvraag

Waarom werden Nederland, Belgie en Luxemburg samengevoegd?
A
Omdat Willem I dat graag wilde
B
Zodat een groot en sterk land Frankrijk in de gaten kon houden
C
Omdat ze alle drie Nederlandstalig zijn
D
Dat was makkelijker met handel drijven

Slide 5 - Quizvraag

Hoe regeert koning Willem I?
A
Hij doet alles in overleg met het parlement
B
Hij laat zijn ministers regeren
C
Hij doet niet zoveel
D
Hij regeert als een absoluut vorst

Slide 6 - Quizvraag

Welke politieke stroming wil minder macht voor de koning?
A
Conservatieven
B
Liberalen
C
Confessionelen
D
Socialisten

Slide 7 - Quizvraag

Waarom mag Thorbecke in 1848 wel de grondwet wijzigen?
A
Willem II doet afstand van de troon
B
Willem II is bang voor een revolutie in Nederland
C
Willem II is het gezeur van Thorbecke zat
D
Willem II moet toegeven van zijn vrouw

Slide 8 - Quizvraag

In welk land begon de industriële revolutie?
A
Verenigde Staten
B
Rusland
C
China
D
Engeland

Slide 9 - Quizvraag

Wat moet Nederland volgens Willem I verbeteren, voordat het een modern land kan worden?
A
Landbouw
B
Defensie
C
Infrastructuur
D
Onderwijs

Slide 10 - Quizvraag

Op welke plekken werden de eerste fabrieken gebouwd?
A
Aan het water en boven op de berg
B
Aan het water en dunbevolkt gebied
C
Dichtbevolkt gebied en dichtbij de vindplaats van steenkool
D
Dunbevolkt gebied en ver van grondstof.

Slide 11 - Quizvraag

Waarom woonden de arbeiders zo dicht bij hun fabriek?
A
Ze vonden hun werk geweldig
B
Ze moesten lopend naar hun werk
C
Alleen daar waren beschikbare woningen
D
Ze hadden ook nachtdienst

Slide 12 - Quizvraag

In welk jaar reed eerste trein in Nederland?
A
1838
B
1839
C
1841
D
1849

Slide 13 - Quizvraag

Welk begrip hoort er bij: mensen trokken van het platteland naar de stad.
A
Urbanisatie
B
Suburbanisatie
C
Industrialisatie
D
Infrastructuur

Slide 14 - Quizvraag

Hoe noemen we de problemen van de arbeiders eind 19de eeuw?
A
Liberale kwestie
B
Corona
C
Sociale kwestie
D
Asociale kwestie

Slide 15 - Quizvraag

Welke politieke partij hoort er bij de socialisten?
A
VVD
B
SDAP
C
ARP
D
D66

Slide 16 - Quizvraag

Het veroveren van gebieden voor aanzien en macht, hoort bij?
A
Imperialisme
B
Kolonialisme
C
Vestigingskolonie
D
Afzetmarkt

Slide 17 - Quizvraag

Wie voerde het cultuurstelsel in?
A
Johannes van den Bosch
B
Jan Pieterszoon Coen
C
Generaal van Heutsz
D
Koning Willem II

Slide 18 - Quizvraag

Hoeveel procent van hun land moesten de boeren op Java verbouwen voor de Nederlanders?
A
20%
B
25%
C
35%
D
50%

Slide 19 - Quizvraag

En nu?
Afmaken vragen paragraaf 1 tm 4.
Zelfstandig nakijken, antwoordenboekjes staan in Its Learning.
Leren voor de toets. 

Slide 20 - Tekstslide