1. Ik weet weer wat de stijlfiguren
herhaling, tegenstelling, opsomming inhouden
2. Ik kan 3 bijzondere vormen van opsomming herkennen en benoemen (drieslag, climax, omgekeerde climax)
3. Ik kan de stijlfiguren hyperbool, understatement en eufemisme herkennen en uitleggen
4. Ik kan woordraadstrategieën toepassen in een tekst