hoofdletters, leestekens 3F - TLI

Nederlands - Schrijven

hoofdletters en leestekens 3F - TLI
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands - Schrijven

hoofdletters en leestekens 3F - TLI

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdletters

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel

Hoofdletters

  • Ik kan de regels voor hoofdletters correct toepassen in een tekst.



 

Slide 3 - Tekstslide

Wat is het doel van hoofdletters?


Slide 4 - Open vraag

Welke regels over hoofdletters ken je al?
Noem er drie.


Slide 5 - Open vraag

Uitleg hoofdletters  1

Basisregel: schrijf het eerste woord van een zin met een hoofdletter.


De  tuin en het gereedschap moeten netjes opgeruimd worden, zodat we morgen weer goed van start kunnen met het werk.
  






Slide 6 - Tekstslide

Uitleg hoofdletters  2

  Uitzonderingen op basisregel: geen hoofdletter aan het begin van de zin:


  • als de zin begint met een cijfer of getal
       200 vierkante meter is de oppervlakte van deze tuin.

  • 's of 't aan begin van zin: dan hoofdletter bij tweede letter
       's Winters is er minder werk voor hoveniers.






Slide 7 - Tekstslide

1. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Goed aangelegde tuinen zijn een visitekaartje voor je hoveniersbedrijf.
B
goed aangelegde tuinen zijn een visitekaartje voor je hoveniersbedrijf.

Slide 8 - Quizvraag

2. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
250 euro kost een nieuw onderdeel voor deze kettingzaag.
B
250 Euro kost een nieuw onderdeel voor deze kettingzaag.

Slide 9 - Quizvraag

3. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
'S Nachts zijn er bodemdiertjes actief in de tuin.
B
'S nachts zijn er bodemdiertjes actief in de tuin.
C
's nachts zijn er bodemdiertjes actief in de tuin.
D
's Nachts zijn er bodemdiertjes actief in de tuin.

Slide 10 - Quizvraag

4. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
's-Hertogenbosch is de hoofdstad van Noord-Brabant.
B
's-hertogenbosch Is de hoofdstad van Noord-Brabant.
C
'S-hertogenbosch is de hoofdstad van Noord-Brabant.
D
'S-Hertogenbosch is de hoofdstad van Noord-Brabant.

Slide 11 - Quizvraag

Uitleg hoofdletters  3

Hoofdletter bij eigennamen of afgeleiden daarvan:

  • personen                   : Luuk, Britt
  • naam organisatie Yuverta 
  • aardrijkskunde       :  Alpen, Rusland, Turkse pizza
  • merknamen             :  Adidas, John Deere, Mac Donalds
  • boek/film/tv-serie : Pizza Maffia , James Bond, Goede Tijden
  • feestdagen               : Kerstmis, Suikerfeest, Koningsdag
  • historische gebeurtenissen: Tweede Wereldoorlog















Slide 12 - Tekstslide

Uitleg hoofdletters  4

Uitzonderingen: geen hoofletter 

  • merknaam als soortnaam     : Heb je mijn inbussleutel gezien?
  • namen personen                       : mevrouw / meneer Van der Meer                                                                                         Ans van der Meer  / Ron van der Meer
  • stromingen en afgeleiden    :  christendom, islam, kerstvakantie, paasei
  •  windstreken                                 : oosten, westen, zuidoosten















Slide 13 - Tekstslide

Uitleg hoofdletters  5

Uitzonderingen: geen hoofletter 

  • dagen, seizoenen, maanden : maandag, zomer, augustus
  • schoolsoorten                             : vmbo, havo, mbo
  • formele aanduidingen             : u, uw
  • historische perioden                : prehistorie,  middeleeuwen
  • functiebenamingen en titels : minister-president , mr. Frank Visser
  • persoonlijk- en bezittelijk vnw:  u , uw















Slide 14 - Tekstslide

5. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Is jeroen vandaag aanwezig?
B
Is Jeroen vandaag aanwezig?
C
is jeroen vandaag aanwezig?
D
is Jeroen vandaag aanwezig?

Slide 15 - Quizvraag

6. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Vanavond eten we italiaanse pizza.
B
vanavond eten we italiaanse pizza.
C
Vanavond eten we Italiaanse pizza.
D
vanavond eten we Italiaanse pizza.

Slide 16 - Quizvraag

7. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
De beste serie vind ik Game of Thrones.
B
De beste serie vind ik game of thrones.
C
De beste serie ik Game of thrones.
D
De beste serie vind ik game of Thrones.

Slide 17 - Quizvraag

8. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Met pasen eten we bij mijn opa en oma.
B
Met Pasen eten we bij mijn opa en oma.
C
met pasen eten we bij mijn opa en oma.
D
met Pasen eten we bij mijn opa en oma.

Slide 18 - Quizvraag

9. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Is dat een Stihl-bosmaaier?
B
Is dat een stihl-bosmaaier?
C
Is dat een Stihl-Bosmaaier?
D
Is dat een stihl-Bosmaaier?

Slide 19 - Quizvraag

10. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Deze grondlaag is hier al sinds de Prehistorie.
B
deze grondlaag is hier al sinds de prehistorie.
C
deze grondlaag is hier al sinds de Prehistorie.
D
Deze grondlaag is hier al sinds de prehistorie.

Slide 20 - Quizvraag

11. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
De zon komt op in het oosten.
B
de zon komt op in het Oosten.
C
de zon komt op in het oosten.
D
De zon komt op in het Oosten.

Slide 21 - Quizvraag

12. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
in de kerstvakantie ga ik naar de bioscoop.
B
In de Kerstvakantie ga ik naar de bioscoop.
C
In de kerstvakantie ga ik naar de bioscoop.
D
in de Kerstvakantie ga ik naar de bioscoop.

Slide 22 - Quizvraag

13. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
deze zomer gaan we met onze vriendengroep naar terschelling.
B
Deze zomer gaan we met onze vriendengroep naar Terschelling.
C
deze zomer gaan we met onze vriendengroep naar Terschelling.
D
Deze zomer gaan we met onze vriendengroep naar terschelling.

Slide 23 - Quizvraag

14. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
die nieuwe kärcher-heggenschaar met accu vind ik fijn om mee te werken.
B
Die nieuwe Kärcher-heggenschaar met accu vind ik fijn om mee te werken.
C
die nieuwe Kärcher-heggenschaar met accu vind ik fijn om mee te werken.

Slide 24 - Quizvraag

15. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
komt U de gerepareerde grasmaaier op 1 oktober ophalen?
B
Komt U de gerepareerde grasmaaier op 1 oktober ophalen?
C
Komt u de gerepareerde grasmaaier op 1 Oktober ophalen?
D
Komt u de gerepareerde grasmaaier op 1 oktober ophalen?

Slide 25 - Quizvraag

15. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Welke opleiding heb jij hiervoor gedaan: vmbo of havo?
B
Welke opleiding heb jij hiervoor gedaan: VMBO of HAVO?
C
Welke opleiding heb jij hiervoor gedaan: Vmbo of Havo?
D
Welke opleiding heb jij hiervoor gedaan: VMBO of havo?

Slide 26 - Quizvraag

Leestekens (interpunctie)

Slide 27 - Tekstslide

Welke leestekens ken je?
Noem er vier.


Slide 28 - Open vraag

Wat is het doel van leestekens?


Slide 29 - Open vraag

Leerdoel

Leestekens

  • Ik kan de regels voor punt, vraagteken, uitroepteken, komma, dubbele punt, puntkomma en aanhalingstekens correct toepassen in een tekst.



 

Slide 30 - Tekstslide

Uitleg leestekens - punt

Punt: achter elke zin.


Ik laat de hond uit.


Slide 31 - Tekstslide

Uitleg leestekens - vraagteken

Vraagteken: na een vraag.


Wanneer moet de reparatie klaar zijn?


Slide 32 - Tekstslide

Uitleg leestekens - komma (1)
  • tussen 2 gezegdes

        Als jij de hond uitlaat, bak ik alvast de pannenkoeken.


  • in een opsomming

        Bij de bakker koop ik brood, krentenbollen , croissantjes en koekjes.














Slide 33 - Tekstslide

Uitleg leestekens - komma (2)
  •  voor een voegwoord     
      Dat vind ik een goed idee, want dan zijn we op tijd klaar.

  • in een lange zin  

       Het is een misvatting, dat jongeren niet nadenken
    over hun toekomst.















Slide 34 - Tekstslide

Uitleg leestekens - komma (2)
Uitzondering
Je schrijf géén komma bij het woord 'en' .

Eerst ga ik die schoolopdracht nog afmaken en daarna lekker weekend houden.  


Slide 35 - Tekstslide

1. Zet de leestekens op de juiste plek.

Als de tuin morgen niet klaar is gaat de klant klagen

Slide 36 - Open vraag

2. Zet de leestekens op de juiste plek.

Het verhoogde grote terras aan de zijkant krijg ik vandaag niet af omdat de nieuwe tegels er nog niet zijn

Slide 37 - Open vraag

3. Zet de leestekens op de juiste plek.

De bomen heesters struiken en planten moeten uiterlijk volgende week vrijdag aangeplant zijn bij deze klant

Slide 38 - Open vraag

Uitleg leestekens - dubbele punt (1)
  • Na een aankondiging van een opsomming.

       Dit zijn de planten die vandaag de grond in moeten:

       Muurbloem, Steenraket, Reigersbek en  Klokjesbloem


  • Om een citaat aan te kondigen.

       Mijn collega riep: 'Zet de volgende zes tegels maar klaar.'


Slide 39 - Tekstslide

Uitleg leestekens - dubbele punt (2)

  • Voor een uitleg.
       Zo laad je een accu op: Eerst zet je de accu op een stevige, 
       veilig plek. Dan pak je ....



Slide 40 - Tekstslide

1. In welke zin staan de leestekens goed?
A
Op deze dagen loop ik stage maandag dinsdag en woensdag
B
Op deze dagen loop ik stage: maandag, dinsdag en woensdag.
C
Op deze dagen loop ik stage: maandag dinsdag, en woensdag.
D
Op deze dagen loop ik stage, maandag, dinsdag en woensdag.

Slide 41 - Quizvraag

2. In welke zin staan de leestekens goed?
A
Mijn favoriete muziek is: hardcore, melow en techno.
B
Mijn favoriete muziek is, hardcore, melow en techno.
C
Mijn favoriete muziek is: hardcore melow en techno.
D
Mijn favoriete muziek is: hardcore melow en techno.

Slide 42 - Quizvraag

3. In welke zin staan de leestekens goed?
A
Op deze manier draai je de koppeling los. Eerst pak je ....
B
Op deze manier draai je de koppeling los, eerst pak je ....
C
Op deze manier draai je de koppeling los: Eerst pak je ....
D
Op deze manier draai je de koppeling los; Eerst pak je ....

Slide 43 - Quizvraag

4. In welke zin staan de leestekens goed?
A
Mijn baas zei "Zorg dat deze twee borders voor 17.00 uur klaar zijn."
B
Mijn baas zei: "Zorg dat deze twee borders voor 17.00 uur klaar zijn.
C
Mijn baas zei, zorg dat deze twee borders voor 17.00 uur klaar zijn.
D
Mijn baas zei: "Zorg dat deze twee borders voor 17.00 uur klaar zijn."

Slide 44 - Quizvraag

Uitleg leestekens - puntkomma
  • Als je hoofdzinnen wilt verbinden die bij elkaar horen.  
       Het is 17.00 uur; we stoppen ermee.



Slide 45 - Tekstslide

1. Kloppen de leestekens?
A
De bosmaaier start niet; de accu is leeg.
B
De bosmaaier start niet, de accu is leeg.
C
De bosmaaier start niet de accu; is leeg.
D
De bosmaaier start niet: de accu is leeg.

Slide 46 - Quizvraag

2. Kloppen de leestekens?
A
We krijgen de tuin vandaag niet klaar: de auto start niet.
B
We krijgen de tuin vandaag niet klaar, de auto start niet.
C
We krijgen de tuin vandaag niet klaar; de auto start niet.

Slide 47 - Quizvraag

Uitleg leestekens - aanhalingstekens (1)
  • Als je citeert = woord of zin letterlijk overneemt uit tekst. 

       'Ik accepteer en respecteer de ander zoals hij/zij is'.

        (geciteerd uit een schoolgids)


  • Als je citeert = woord of zin opschrijven dat letterlijk zo is gezegd.

       Mijn baas zei: 'Elk uur dat je in juli en augustus overwerkt, krijgt je 110% betaald.'


Slide 48 - Tekstslide

Uitleg leestekens - aanhalingstekens (1)
  • Als een woord ironisch (licht spottend) bedoeld is.

       Echt 'knap' dat je een 2 hebt behaald voor je toets.


  • Als het om het woord of de groep woorden zelf gaat.

       'Faciliteren' betekent: iets mogelijk maken.


Slide 49 - Tekstslide

1. Kloppen de leestekens?
A
"Sem zegt: Mijn fiets staat nog op school."
B
Sem zegt: "Mijn fiets staat nog op school."
C
Sem zegt: "Mijn fiets staat nog op school".
D
Sem zegt "Mijn fiets staat nog op school."

Slide 50 - Quizvraag

2. Kloppen de leestekens?
A
Robin zei: "Wie gaat er mee naar de Mac?"
B
Robin zei; "Wie gaat er mee naar de Mac?"
C
Robin zei: Wie gaat er mee naar de Mac?
D
Robin zei "Wie gaat er mee naar de Mac?"

Slide 51 - Quizvraag

Einde

Bedankt voor  jouw aandacht en bijdrage.


Goed gewerkt!

Slide 52 - Tekstslide