2.4 nieuw - Geld moet rollen

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

2.4 - Geld moet rollen

2.4: Geld moet rollen

Lesdoelen

Na deze les weet je:

• op welke manieren je geld gebruikt
  
• hoe banken bemiddelen bij vraag naar en aanbod van geld
  
• hoe de hoogte van de rente bepaald wordt
  
• hoe banken geld verdienen
  

Functies van geld

• Ruilmiddel: als je iets koopt
  
• Spaarmiddel: als je geld opzij zet voor later
  
• Rekenmiddel: als je de waarde vaststelt van iets
  

Soorten geld:

Giraal en Chartaal 

Wat is mijn saldo?

Creditsaldo: een positief saldo, ‘in de plus’

Debetsaldo: een negatief saldo, rood staan of ‘in de min’

Nieuw saldo berekenen door:

oud saldo + ontvangsten - uitgaven

Bekijk het rekeningoverzicht op de telefoon.

Wat is het saldo op dit moment?

Hoeveel was het saldo op 24 maart?

€ 2.452,20 + € 4,75 + € 9,20 = € 2.466,15

€ 2.452,20

De rol van de bank en de ECB

Banken bemiddelen tussen de vraag naar geld en het aanbod van geld.

Aanbod van geld: komt van spaarders, de bank betaalt hun rente als vergoeding.

Vraag naar geld: komt van gezinnen en bedrijven die geld willen lenen, zij betalen rente.

Rente = de prijs van geld.

Hoge of lage rente

Rente hoog → meer sparen, minder lenen

Rente laag → minder sparen, meer lenen

ECB (Europese Centrale Bank) = de centrale bank voor de eurozone.

De ECB bepaalt voor alle eurolanden de basisrente.

Winst voor de bank

Banken verdienen geld met:

• regelen girale betalingen en ontvangsten
  
• sparen
  
• lenen
  
• verzekeren
  

Creditrente: rente over tegoeden, lager dan debetrente.

Debetrente: rente over tekorten, hoger dan creditrente.

Het verschil is (bruto)winst voor de bank.

Winst voor de bank

Maar ook 

• Creditrente: rente over tegoeden, lager dan debetrente.
• Debetrente: rente over tekorten, hoger dan creditrente.
• Het verschil is (bruto)winst voor de bank.

Tim heeft nu een negatief saldo.
1. Wat is hier een ander woord voor?
2. Wat moet je dan betalen?

1. 1. rood staan 2. creditrente
2. 1. rood staan 2. debetrente
3. 1. blauw staan 2. debetrente
4. 1. blauw staan 2. creditrente

Wat is rente?

1. De prijs van geld
2. extra geleend geld
3. Meer geld dat je ter beschikking hebt
4. Een bedrag dat je moet aflossen

Wat betekent ECB?

1. Electric Card Banking
2. Europese Credit Bank
3. Europese Centrale Bakker
4. Europese Centrale Bank

Welke rente is hoger?

1. debetrente
2. creditrente
3. enkelvoudige rente
4. hangt van de lening of spaarvorm af

Welke stelling is juist?

1. Banken hebben 1 functie: het goed regelen van het betalingsverkeer
2. Banken lopen geen risico's.
3. Banken brengen vraag en aanbod van geld bij elkaar.
4. Banken rekenen dezelfde rente voor sparen als voor lenen.

Als de rente stijgt dan:

1. stijgt het aanbod van geld en daalt de vraag.
2. stijgt het aanbod van geld en stijgt de vraag.
3. stijgt de vraag naar geld en daalt de vraag.
4. stijgt vraag van geld en stijgt de vraag.

Wie bepaalt de hoogte van de rente?

1. De Nederlandsche bank
2. De Europese Centrale bank
3. vraag en aanbod van geld
4. de Nederlandse Overheid

HUISWERK

Maken opdrachten bij 2.4