Je kunt de onderdelen van je oog benoemen en hun functie
Je kunt uitleggen hoe je oog werkt. Onderdelen hiervan zijn soorten en werking zintuigcellen, scherpstellen mbv lens, werking van de pupil
Je kunt uitleggen wat de oogaandoening verziend en bijziend zijn en welke bril je kan helpen
Slide 8 - Tekstslide
Iris
Oogwit
Pupil
Traanbuis
Traanklier
Wenkbrauw
Het gedeelte van je oog om de iris heen.
Het gekleurde gedeelte van je oog.
Zwart gat in je oog.
Maakt traanvocht.
Beschermt je oog tegen stof en zweet.
Voert stof en vuitljes af naar je neus.
Slide 9 - Sleepvraag
Hoe heten de volgende onderdelen van het oog?
Netvlies
Pupil
Hoornvlies
Blinde vlek
Slide 10 - Sleepvraag
Slide 11 - Video
Slide 12 - Video
staafjes en kegeltjes
staafjes
werken bij weinig licht en geeft zwart, wit en grijstinten weer
kegeltjes
werken overdag bij veel licht
geeft kleuren weer.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Maakwerk
M. blz. 19 en 20
Slide 15 - Tekstslide
Wat hebben we gedaan?
Zijn de lesdoelen ogen behaald?
Je kunt de onderdelen van je oog benoemen
Je kunt uitleggen hoe je oog werkt. Onderdelen hiervan zijn soorten en werking zintuigcellen, scherpstellen mbv lens, werking van de pupil
Je kunt uitleggen wat de oogaandoening verziend en bijziend zijn en welke bril je kan helpen
Je kunt uitleggen hoe je oog wordt beschermd
Slide 16 - Tekstslide
Accomoderen
Slide 17 - Tekstslide
Verziend en bijziend
Slide 18 - Tekstslide
Bijziend en verziend
Slide 19 - Tekstslide
Pupilreflex
Slide 20 - Tekstslide
Pupilreflex
Waarvoor dient de pupilreflex?
Hoe komt de pupilreflex tot stand?
Slide 21 - Tekstslide
Harde oogvlies ook wel harde oogrok genoemd. Geeft stevigheid.
4
Netvlies. Omzetten van lichtprikkels in impulsen
5
Gele vlek. Plek met veel kegeltjes (kleur zien). Op deze plek probeer je het beeld op het netvlies te krijgen zodat je scherp ziet.
6
Oogzenuw. Stuurt impulsen (elektrische signaaltjes) naar de hersenen.
7
Blinde vlek. Dit is de plek waar de zenuw zit. Op deze plek bevinden zich geen kegeltjes of staafjes.
8
Glasachtig lichaam. Geeft stevigheid
9
Vaatvlies (bloedvaatjes). Voorziet het oog van zuurstof en voedingsstoffen en zorgt voor de afvoer van bijv. afvalstoffen
10
Lensbandje, deze zit vast aan de iris. De lens kan boller en platter worden.
11
Lens. Verkleint en draait het beeld om
12
Hoornvlies, licht doorlatend en beschermend.
Extra info (niet leren): Het hoornvlies en de lens bevatten geen bloedvaten. Ze krijgt voedingsstoffen uit het 'kamerwater' dat zich direct achter het hoornvlies bevindt.
1
Iris. Regelt de hoeveelheid licht die in het oog valt. Geeft door kleurstoffen het oog kleur. Daardoor zie je de bloedvaatjes niet.
2
Pupil. Door de pupil komt het licht het oog binnen. Als je naar de pupil van een ander kijkt zie je het donkerste binnen van het oog. De grootte van de pupil wordt bepaald door de iris.
De pupil reageert ook op emoties: groter: verbaasd, blij - kleiner: grote schrik. De pupil kan er ook anders uitzien door medicijnen / drugs.
13
Oogspier zie je niet in de afbeelding. Er zijn er 6. Je kunt daardoor naar boven, beneden, links, rechts en schuin rechts en links kijken.
3
Oogspier zie je niet in de afbeelding. Er zijn er 6.
Je kunt daardoor naar boven, beneden, links, rechts en schuin rechts en links kijken.