Organismen behoren tot één soort als ze samen, in natuurlijke omstandigheden, vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.
Slide 6 - Tekstslide
Hoe veranderen soorten ook alweer?
Mutaties en recombinatie zorgen voor een grote genetische variatie in een populatie.
Individuen met een hoge fitness (gunstige allelen) in de omstandigheden waar ze leven zullen meer nakomelingen krijgen (selectiedruk/ natuurlijke selectie). De gunstige allelen zullen meer gaan voorkomen in de populatie.
Dit kan er toe leiden dat een populatie een bepaalde richting in verandert die gunstiger is binnen de omstandigheden (adaptatie).
Slide 7 - Tekstslide
Nieuwe soorten
Als twee populaties van elkaar gescheiden raken en daardoor niet meer onderling voortplanten (reproductieve isolatie) kunnen deze populaties genetisch zo veel van elkaar gaan verschillen (door mutaties én selectiedruk) dat ze samen geen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen -> er zijn twee soorten ontstaan.
Slide 8 - Tekstslide
Reproductieve isolatie
Door ruimte
Slide 9 - Tekstslide
Reproductieve isolatie
Door tijd (dag/ nacht of seizoen)
Slide 10 - Tekstslide
Reproductieve isolatie
Door gedrag (balts)
Slide 11 - Tekstslide
Reproductieve isolatie
Door uiterlijk
Slide 12 - Tekstslide
Vraag
Geef in de volgende situaties aan welke vorm van isolatie kan optreden:
1. Een deel van de watersalamanders gaat vooral op de oever leven
2. Een groep merels fluit op een hogere toonhoogte dan de andere merels
3. Cichliden in het Victoriameer krijgen rode schubben ipv blauwe
Slide 13 - Tekstslide
Biodiversiteit en evolutie
Bij een grote biodiversiteit (verschillende soorten) is er een grotere kans dat er soorten overleven als de omstandigheden veranderen.
Slide 14 - Tekstslide
Rode lijsten
Slide 15 - Tekstslide
Biodiversiteit en de mens
Met behulp van fokprogrammas en genenbanken probeert de mens de bestaande biodiversiteit te behouden.
In ieder geval de genen die er nu zijn te bewaren (ook al komen die soorten niet meer in het wild voor).
Slide 16 - Tekstslide
Eilandtheorie
Soorten verspreiden zich makkelijker naar nieuwe gebieden als deze dichterbij liggen.
Nieuwe soorten kunnen zich makkelijker vestigen in een groot ecosysteem/ gebied dan in een klein ecosysteem
Soorten sterven eerder uit in een klein ecosysteem/ gebied dan in een groot ecosysteem.
Slide 17 - Tekstslide
Eilandtheorie en natuurbehoud
Door de mens is veel versnippering opgetreden: natuurgebieden zijn van elkaar gescheiden geraakt.
Natuurbehoud is er op gericht die gescheiden gebieden weer aan elkaar te koppelen (verbindingsroutes)
Een groter gebied betekent een grotere kans op overleven.
Slide 18 - Tekstslide
Eilandtheorie
Teken de volgende grafieken:
1. Het aantal verschillende soorten op een eiland is groter naarmate het eiland groter is
2. Op een groot eiland komen er meer nieuwe soorten dan op een klein eiland.
Slide 19 - Tekstslide
Doel en begrippen 10.3
Je leert hoe biologen denken dat nieuwe soorten ontstaan