1. Mutaties en recombinatie zorgen voor een grote genetische variatie in een populatie.
2. Individuen met een hoge fitness (gunstige allelen) in de omstandigheden waar ze leven zullen meer nakomelingen krijgen (selectiedruk/ natuurlijke selectie).
3. De gunstige allelen zullen meer gaan voorkomen in de populatie (survival of the fittest/overerving).
--> Dit kan er toe leiden dat een populatie een bepaalde richting in verandert die gunstiger is binnen de omstandigheden (adaptatie).
Slide 10 - Tekstslide
Wat is de goede volgorde van evolutie?
A
Survival of the fittest, natuurlijke selectie, genetische variatie, overerving goede eigenschappen
B
Genetische variatie, natuurlijke selectie, survival of the fittest, overerving goede eigenschappen
C
Natuurlijke selectie, genetische variatie, survival of the fittest, overerving goede eigenschappen
D
Genetische variatie, survival of the fittest, natuurlijke selectie, overerving goede eigenschappen
Slide 11 - Quizvraag
Evolutie treedt volgens Darwin op doordat ….
A
.. in een populatie individuen zich voortdurend aanpassen aan veranderende milieuomstandigheden en vooral nieuwe kenmerken doorgeven aan hun nakomelingen.
B
.. verandering in het milieu de individuen in een populatie aanzet tot mutaties om te overleven; die mutaties worden dan doorgegeven aan hun nakomelingen.
C
.. in een populatie alléén sterke individuen overleven en deze dus ook gemiddeld sterke individuen zullen voortbrengen.
D
.. in een populatie vooral de aan het milieu aangepaste individuen zich zullen voortplanten.
Slide 12 - Quizvraag
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 13 - Quizvraag
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 14 - Quizvraag
Hoe ontstaan nieuwe soorten?
Als twee populaties van elkaar gescheiden raken en daardoor niet meer onderling voortplanten (reproductieve isolatie),
dan kunnen deze populaties genetisch zo van elkaar gaan verschillen (door mutaties én selectiedruk) dat ze samen geen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen
-> er zijn twee soorten ontstaan.
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Twee uitspraken over het ontstaan van nieuwe soorten:
Katrien zegt: Er is sprake van twee nieuwe soorten als twee groepen organismen niet meer in staat zijn onderling voort te planten Marion zegt: Bij het ontstaan van nieuwe soorten is het belangrijk dat een groep organismen geïsoleerd raakt van een andere groep soortgenoten Wie heeft gelijk?
A
Beide hebben gelijk
B
Geen van beide heeft gelijk
C
Alleen Katrien heeft gelijk
D
Alleen Marion heeft gelijk
Slide 17 - Quizvraag
Reproductieve isolatie
Door ruimte
Slide 18 - Tekstslide
Reproductieve isolatie
Door tijd (dag/ nacht of seizoen)
Slide 19 - Tekstslide
Reproductieve isolatie
Door gedrag (balts)
Slide 20 - Tekstslide
Reproductieve isolatie
Door uiterlijk
Slide 21 - Tekstslide
soortvorming door isolatie
soortvorming door gedrag
Geen soortvorming
Slide 22 - Sleepvraag
Biodiversiteit en evolutie
Bij een grote biodiversiteit (= veel verschillende soorten en veel genetische variatie) is er een grotere kans dat er soorten/individuen overleven als de omstandigheden veranderen
--> Leg uit
Slide 23 - Tekstslide
Wat is het belang van veel verschillende allelen voor een populatie?
A
De populatie kan gemakkelijk groeien
B
De populatie is stabiel onder wisselende omstandigheden
C
De populatie is bestand tegen predatie
D
De populatie kan niet uitsterven
Slide 24 - Quizvraag
Rode lijsten
Slide 25 - Tekstslide
Biodiversiteit en de mens
Met behulp van fokprogramma's en genenbanken probeert de mens de bestaande biodiversiteit te behouden.
Om in ieder geval de genen die er nu zijn te bewaren (ook al komen die soorten niet meer in het wild voor)
Slide 26 - Tekstslide
Hoe is een door ziekte met uitsterven bedreigd voedingsgewas te redden m.b.v. een genenbank?
A
opgeslagen zaden van de plant zaaien in het gebied waar de zieke planten eerst groeiden
B
opgeslagen zaden van de plant zaaien in ziektevrije kassen
C
opgeslagen zaden van de plant ontkiemen en kruisen met een soort die resistent is tegen de ziekte
D
opgeslagen zaden van de plant ontkiemen en testen op resistentie, deze terugplaatsen in het gebied
Slide 27 - Quizvraag
Eilandtheorie
Soorten verspreiden zich makkelijker naar nieuwe gebieden als deze dichterbij liggen.
Nieuwe soorten kunnen zich makkelijker vestigen in een groot ecosysteem/ gebied dan in een klein ecosysteem
Soorten sterven eerder uit in een klein ecosysteem/ gebied dan in een groot ecosysteem.
Slide 28 - Tekstslide
Eilandtheorie en natuurbehoud
Door de mens is veel versnippering opgetreden: natuurgebieden zijn van elkaar gescheiden geraakt.
Natuurbehoud is er op gericht die gescheiden gebieden weer aan elkaar te koppelen (verbindingsroutes)
Een groter gebied betekent een grotere kans op overleven.
Slide 29 - Tekstslide
Op welk waddeneiland vind je de meeste soorten (grootste biodiversiteit), Texel, Ameland of Terschelling? Verklaar met de eilandtheorie (BINAS 93C)
Slide 30 - Open vraag
Klein eiland
Groot eiland
Veel ecologische biotopen
Weinig ecologische biotopen
Meer biodiversiteit
minder biodiversiteit
Hogere kans op uitsterven
Lagere kans op uitsterven
Slide 31 - Sleepvraag
Doel en begrippen 10.3
Je leert hoe biologen denken dat nieuwe soorten ontstaan