In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Voedselrelaties
6.2
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kunt een voedselketen en een voedselweb maken.
Je kunt de groepen organismen in de kringloop van stoffen onderscheiden.
Je kunt biologisch afbreekbaar afval en niet-biologisch afbreekbaar afval onderscheiden.
Slide 2 - Tekstslide
Voedselketen
Als een organisme wordt opgegeten, komen de stoffen terecht in een ander organisme. In een ecosysteem doorloopt elke stof een kringloop.
Slide 3 - Tekstslide
Welke organismen zien je ?
Slide 4 - Open vraag
Wie eet wie ?
Slide 5 - Tekstslide
Sleep de afbeeldingen naar de juiste plaats
Slide 6 - Sleepvraag
Voedselweb
Een voedselketen is een reeks soorten waarbij elke soort voedsel is voor de volgende soort. Elke soort is een schakel in de voedselketen. De pijl betekent wordt gegeten door
Een voedselketen begint altijd bij een plant!
Slide 7 - Tekstslide
Producenten
Elke voedselketen begint met een plant. Planten maken voedsel voor mensen en dieren door fotosynthese. Daarom noem je planten producenten. Planten produceren voedsel.
Slide 8 - Tekstslide
Nodig voor fotosynthese
Ontstaat bij fotosynthese
Water
Licht
Zuurstof
Glucose
Koolstof-dioxide
Slide 9 - Sleepvraag
Fotosynthese
Zonlicht
Koolstofdioxide
Glucose
Zuurstof
Water
Slide 10 - Sleepvraag
Consumenten
Dieren eten / consumeren de energierijke stoffen die planten maken. Dieren noem je daarom consumenten
Dieren in de tweede schakel zijn planten eters
Dieren in de derde (of hoger) schakel : vleeseters
Slide 11 - Tekstslide
Afvaleters
Niet alle organismen worden gegeten.
Dode resten van planten en dieren worden gegeten door afvaleters.
Een ander woord voor afbreken is reduceren. Je noemt bacteriën en schimmels reducenten.
Slide 12 - Tekstslide
Afvaleters
Slide 13 - Tekstslide
voedselketen
Producent=plant
Consument=dieren
Reducent=schimmels en bacteriën
Slide 14 - Tekstslide
(niet) biologisch afbreekbaar
Kunnen reducenten het materiaal reduceren = biologisch afbreekbaar.
Kunnen ze dat niet = biologisch niet afbreekbaar.
Slide 15 - Tekstslide
Biologisch afbreekbaar
niet-Biologisch afbreekbaar
Slide 16 - Sleepvraag
Adder
A
Planteneter
B
Vlees eter
Slide 17 - Quizvraag
Buizerd
A
Planten eter
B
Vlees eter
Slide 18 - Quizvraag
Spitsmuis
A
Planten eter
B
Vlees eter
Slide 19 - Quizvraag
Sprinkhaan
A
Planten eter
B
Vlees eter
Slide 20 - Quizvraag
De spitsmuis is een consument...
A
van de eerste orde
B
van de tweede orde
C
van de derde orde
Slide 21 - Quizvraag
Welke rol heeft deze vliegenzwam
A
producent
B
consument
C
afvaleter
D
reducent
Slide 22 - Quizvraag
Een hondendrol is ................afval.
A
biologisch afbreekbaar
B
niet biologisch afbreekbaar
Slide 23 - Quizvraag
Het afval in de afbeelding is ........afval.
A
biologisch afbreekbaar
B
niet biologisch afbreekbaar
Slide 24 - Quizvraag
Het afval in de afbeelding hoort in de gft-container.