Les 2
1 / 33
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Waar of niet waar?
Om een tekst te begrijpen heeft de lezer minstens 40% achtergrondkennis op het thema van de tekst nodig.
Om een tekst te begrijpen heeft de lezer minstens 40% achtergrondkennis op het thema van de tekst nodig.
niet waar
waar
Slide 7 - Poll
Waar of niet waar?
Om een tekst te begrijpen moet de lezer minstens 80% van de woorden kennen.
Om een tekst te begrijpen moet de lezer minstens 80% van de woorden kennen.
waar
niet waar
Slide 8 - Poll
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Bedenk een leesdoel bij de tekst over de honingbij.
Slide 19 - Open vraag
Hoe kan het dat begrijpend leesresultaten van een leerling per toets enorm kunnen verschillen?
Slide 20 - Open vraag
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Waarom is het van belang leerlingen rijke teksten te laten lezen?
Slide 24 - Open vraag
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Hoe komt het, denk je, dat er in methodes vaak verarmde teksten staan?
Slide 28 - Open vraag
Wat is een nadeel van werken met verarmde teksten?
