Thema 3, week 3 Toets

Instructies Taaltoets thema 3
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Instructies Taaltoets thema 3

Slide 1 - Tekstslide

Themawoorden

week 1

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een corsage?
A
B
C

Slide 3 - Quizvraag

Themawoorden

week 2

Slide 4 - Tekstslide

Deze mensen wonen in één huis.
Ze zijn een ........
A
een huishouden
B
het gezinsleven
C
de bekende
D
de vondeling

Slide 5 - Quizvraag


A
B
C

Slide 6 - Quizvraag

De cameraman heeft aandacht voor alle details.
A
hij schudt iets uit zijn mouw
B
hij heeft er wel oren naar
C
hij maakt zich uit de voeten
D
hij heeft er oog voor.

Slide 7 - Quizvraag


A
B
C

Slide 8 - Quizvraag

Samenstelling

week 3

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Sleep de woorden naar elkaar om een samenstelling te maken
bal
riem
kunst
hal
hand
broek
schilder
sport

Slide 11 - Sleepvraag

Sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd.
Zwakke werkwoorden blijven hetzelfde klinken maar er komt te(n) of de(n) achter in  de verleden tijd.

Slide 12 - Tekstslide

In welke zin staan een sterk werkwoord?
A
Vandaag bak ik een taart.
B
Vandaag draag ik een schort.
C
Vandaag schil ik appels.

Slide 13 - Quizvraag

In welke zin staan een sterk werkwoord?
A
Hij staat op wacht.
B
Hij blust het vuur.
C
Hij dooft de kaars.

Slide 14 - Quizvraag


letterlijk en figuurlijk
Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd.
Zwakke werkwoorden blijven hetzelfde klinken maar er komt te(n) of de(n) achter in  de verleden tijd.

Slide 15 - Tekstslide

letterlijk en figuurlijk
Ik weet wat het verschil is tussen letterlijk en figuurlijk.

Slide 16 - Tekstslide

Fien trekt haar stoute schoenen aan.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 17 - Quizvraag

Dylano is een boom van een vent.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 18 - Quizvraag

Dylano klimt in een grote boom.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 19 - Quizvraag

Zij is het zonnetje in huis.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 20 - Quizvraag

Zij komt altijd blij thuis
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 21 - Quizvraag

De persoonsvorm is altijd een werkwoord!
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

persoonsvorm
Ik kan de persoonsvorm in een zin herkennen en benoemen.




Slide 23 - Tekstslide

Hoe vind ik de persoonsvorm
Vraagproef:

Getalproef:


Tijdproef






De jongen speelt in de tuin.
Speelt de jongen in de tuin?
De jongen speelt in de tuin.
De jongens spelen in de tuin
De jongen speelt in de tuin.
De jongen speelde in de tuin

Slide 24 - Tekstslide


De school is dicht.

Slide 25 - Open vraag


We spelen het liefst Monopoly.

Slide 26 - Open vraag


Vandaag ga ik de tafel dekken.

Slide 27 - Open vraag

 Thema 3, week 3 - Toets

Slide 28 - Tekstslide