H2.7 Grammatica zin ontleden

Je maakt de toets om te zien wat je wel of niet weet.
  • Het meewerkend voorwerp leren herkennen.
  • Het lijdend voorwerp leren herkennen.
  • Je krijgt vooraf een instructiefilmpje te zien (max. 2 minuten) en daarna maak je Quiz -vragen:   multiplechoice of sleepvragen

  • Dit wordt een paar keer herhaalt zodat je steeds beter wordt.  
  • Aan het einde van de quiz geeft de docent de vorderingen door en hoe goed je wel bent.



1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2-4

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Je maakt de toets om te zien wat je wel of niet weet.
  • Het meewerkend voorwerp leren herkennen.
  • Het lijdend voorwerp leren herkennen.
  • Je krijgt vooraf een instructiefilmpje te zien (max. 2 minuten) en daarna maak je Quiz -vragen:   multiplechoice of sleepvragen

  • Dit wordt een paar keer herhaalt zodat je steeds beter wordt.  
  • Aan het einde van de quiz geeft de docent de vorderingen door en hoe goed je wel bent.



Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

0

Slide 4 - Video

Meewerkend voorwerp

Slide 5 - Tekstslide

Nu gaan we vooral het meewerkend voorwerp oefenen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Volgende slide
Maak altijd een stappenplan als je een zin wil ontleden!

Test wat je nog weet van een stappenplan en maak dan wat oefeningen.


Slide 8 - Tekstslide

Stappenplan zin ontleden
werkw. gezegde
onderwerp
persoonsvorm
zin verdelen met streepjes
lijdend voorwerp

Slide 9 - Sleepvraag

onderwerp
meewerkend voorwerp
persoonsvorm (gezegde)
lijdend voorwerp
Mijn broer timmert zijn eigen tafel
De zorg biedt nu extra hulp aan ouderen
Heeft hij hun geschreven?
Ik zag jou.

Slide 10 - Sleepvraag

Volgende slide:
Weet je genoeg over meewerkend voorwerp? 
Is je antwoord: Nee
Luister naar het filmpje over meewerkend en lijdende voorwerp                                                        duurt  2 minuten

Slide 11 - Tekstslide

1

Slide 12 - Video

Volgende slide:
Weet je genoeg over lijdend voorwerp? 
Is je antwoord: Nee
Luister naar het filmpje over lijdende voorwerp                                    Duurt  2 minuten
Maak dan de oefeningen

Slide 13 - Tekstslide

0

Slide 14 - Video

Hoe kun je nog meer het lijdend voorwerp in een zin vinden? (Welke redenering is juist?)

"Ik /heb/ hem /gisteren/ mijn huiswerk/ laten zien"
A
Je vraagt jezelf wie/wat heeft wat laten zien.
B
Je vraagt jezelf wie of wat heb ik laten zien?
C
Je vraagt jezelf voor wie of wat heb ik laten zien?

Slide 15 - Quizvraag

Moet er in iedere zin een lijdend voorwerp zitten?


A
Ja, in iedere zin zit een lijdend voorwerp .
B
Nee, alleen in zinnen met een meewerkend voorwerp.
C
Nee, niet in iedere zin zit een lijdend voorwerp

Slide 16 - Quizvraag

Hoe kun je nog meer een meewerkend voorwerp in een zin vinden? (Welke redenering is juist?)



"Ik /heb/ hem /gisteren/ mijn huiswerk/ laten zien"
A
Je vraagt jezelf wie/wat heeft wat gedaan
B
Je vraagt jezelf aan/voor wie/wat heb ik mijn huiswerk laten zien
C
Je vraagt jezelf wie/wat heb ik mijn huiswerk laten zien

Slide 17 - Quizvraag

01:39
Hoe herken je een meewerkend voorwerp?
A
een meewerkend voorwerp is de ontvanger
B
Geen meewerkend voorwerp
C
een meewerkend voorwerp is de gever

Slide 18 - Quizvraag

Wanneer weet je zeker dat er geen meewerkend voorwerp in een zin staat?
A
als geen lijdend voorwerp in een zin staat
B
als er geen aan of voor in een zin staat
C
als lijdend voorwerp in zin een staat.

Slide 19 - Quizvraag

lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
Mijn broer timmert zijn eigen tafel
Ik zag jou.
De zorg biedt nu extra hulp aan ouderen
Heeft hij hun een brief geschreven?

Slide 20 - Sleepvraag

meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
Wij geven jullie iets.
Heb je hun geschreven?
Ik zie haar.
Ik help hem.

Slide 21 - Sleepvraag

lijdend voorwerp
onderwerp
meewerkend voorwerp
persoonsvorm (gezegde)
Moeder kookte een heerlijke maaltijd.
Wij geven jullie een bos bloemen.
Heb je hun een brief geschreven?
Ik zie haar.

Slide 22 - Sleepvraag

Volgende slides:
Vind je het saai worden?
Of ben je zo goed?

Onderwerp , het meewerkend voorwerp en lijdend voorwerp herkennen
1,5 minuut


Slide 23 - Tekstslide

Is dit een meewerkend voorwerp?
'Heb jij een voldoende van de docent gekregen?'
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp
C
er staat geen meewerkend voorwerp in

Slide 24 - Quizvraag

Meewerkend voorwerp is een?
A
Woordsoort
B
Zinsdeel
C
Persoonsvorm

Slide 25 - Quizvraag

Ik zie hem

hem = ?
A
Onderwerp
B
Meewerkend Voorwerp
C
Lijdend voorwerp

Slide 26 - Quizvraag

'Hun' is nooit een...
A
meewerkend voorwerp
B
onderwerp

Slide 27 - Quizvraag

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'aan de leraar'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 28 - Quizvraag

Jan gaf de toets aan de leraar.

de toets is ..........
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 29 - Quizvraag

Jan gaf de toets aan de leraar.

Aan de leraar is.........
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 30 - Quizvraag

Is dit een meewerkend voorwerp?
'We willen een cadeaubon kopen voor de trainer.'
A
meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp
C
onderwerp

Slide 31 - Quizvraag

Is dit een meewerkend voorwerp?
Hij geeft al zijn geld aan arme mensen. 
aan arme mensen = ...............
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp
C
Wel een lijdend voorwerp
D
Geen lijdend voorwerp

Slide 32 - Quizvraag

Hoe sta je ervoor nu, na de les?
A
Ik kan het meewerkend voorwerp altijd vinden.
B
Ik kan meestal het meewerkend voorwerp vinden.
C
Ik kan soms het meewerkend voorwerp vinden.
D
Ik snap er niets van.

Slide 33 - Quizvraag

Einde
Heb je nog vragen of opmerkingen?

En hoe is je score? Vraag je docent en kijk wat je goed hebt.

Slide 34 - Tekstslide

meewerkend voorwerp

Slide 35 - Tekstslide

meewerkend voorwerp

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video