2 havo PTO3 les 19

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

stencilpakket
oefening 9 en 10 nakijken

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

maken oefening 11 en 12

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Voorlezen

Lees mee. 

Maak plaatjes in jouw hoofd

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Toen zag ik haar daar langsscheuren op haar scooter
3 minuten
 een dag
een week
een maand
een jaar
Amisha
Amel
Den Haag
Rotterdam
bij stoplicht

Slide 9 - Tekstslide

drie soorten verwijswoorden
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
zelfstandig naamwoord
bijwoord

Slide 10 - Tekstslide

Wat weet je nog.....
Hoe vind je een bijwoord?

Slide 11 - Open vraag

tijd
Gisteren regende het
's Avonds is hij soms moe
Mijn vader voetbalt vaak.
Wanneer kom je?
Toen viel hij plotseling.

Slide 12 - Tekstslide

Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) vervangt een zelfstandig naamwoord en verwijst naar een persoon, dier of ding.




 
Dat vriendinnetje van hem doet mij aan jou denken, want ze heeft net zulk haar als jij.

Slide 13 - Tekstslide

persoonlijke voornaamwoorden

Slide 14 - Tekstslide

Dat geld is niet van mij, maar van ons

Slide 15 - Tekstslide

Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan
mijn boek

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

noteer van de volgende zinnen
het verwijswoord
waar verwijzen ze naar

Slide 21 - Tekstslide


Slide 22 - Open vraag


Slide 23 - Open vraag


Slide 24 - Open vraag


Slide 25 - Open vraag


Slide 26 - Open vraag

noteer van de volgende zinnen
welk soort verwijswoord er staat
waar verwijzen ze naar

Slide 27 - Tekstslide


Slide 28 - Open vraag


Slide 29 - Open vraag


Slide 30 - Open vraag


Slide 31 - Open vraag


Slide 32 - Open vraag

leg uit
wat gaat er mis bij de volgende zinnen?

Slide 33 - Tekstslide


Slide 34 - Open vraag


Slide 35 - Open vraag


Slide 36 - Open vraag


Slide 37 - Open vraag


Slide 38 - Open vraag

zelfstandig naamwoord
- is een mens, dier of ding
- kun je de, het of een voorzetten
- kun je enkelvoud of meervoud van maken
ook namen zijn zelfstandige naamwoorden
De jongen heeft het meisje een bloem gegeven.

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Noteer het aanwijzend voornaamwoord
Die meisjes zitten hun broertje te pesten.

Slide 42 - Open vraag

Noem de persoonlijk voornaamwoorden

Heb jij hem al eens eerder gezien?

Slide 43 - Open vraag