Verwijswoorden 11-01-22 2H2

Over wat voor woorden gaat de les vandaag?
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Over wat voor woorden gaat de les vandaag?

Slide 1 - Tekstslide

Verwijswoorden
Na deze les: 
- hebben jullie kennis gemaakt met mij Charlotte, stagiaire
- kunnen jullie uitleggen wat verwijswoorden zijn 
- kunnen jullie drie verschillende soorten verwijswoorden noemen
- kun je het verschil uitleggen tussen verwijswoorden functiewoorden en verbindingswoorden

Slide 2 - Tekstslide

Kennismaken met namen
Weet je wat je naam betekent en/of waarom je je naam hebt gekregen? 
Gio                             Ruben
Lars                                                        Zino
Kaj        Floris
Robin                                                                                              Gio
Jim                               Chamie
Damien                                                                    Brian
Morrison       Raf
Tristan                                 Ritchie

Slide 3 - Tekstslide

         Wat zijn verwijswoorden?
Verwijswoorden zijn woorden die verwijzen naar een ander woord of een woordgroep.

Toen zag ik haar daar langsscheuren op haar scooter.       ????? 

Je begrijpt deze zin pas goed als je weet waar de verwijswoorden in deze zin naar verwijzen. 

Toen (gisteren) zag ik haar (Luciana) daar (op de Overtoom) langsscheuren op haar (Maartjes) scooter. 

Teveel of te weinig verwijswoorden? 

Karel heeft zin in vakantie. Karel gaat in de vakantie samen met Karels vrienden gamen. Karel en Karels vrienden gamen op één dag gemiddeld tien uur lang. 



Slide 4 - Tekstslide

         3 soorten verwijswoorden
VERWIJSWOORDEN DIE VOORNAAMWOORD ZIJN
Persoonlijke voornaamwoorden:  hij, wij, ons, me, je, hen, hun...
Maria en ik gaan dit jaar hard leren. Wij willen overgaan.
Aanwijzende voornaamwoorden: die, dit, dat, zo'n, diegene, datgene ....
Joris is altijd degene die het laatste koekje pakt.
Bezittelijke voornaamwoorden: haar, zijn, jouw, mijn...
De kat is altijd bang dat zijn eten wordt gepikt.

VERWIJSWOORDEN DIE BIJWOORD ZIJN
Bijvoorbeeld: hier, daar, toen, erover, daarvan...
Ik zal nooit kikkerdril eten. Daar gruwelijk ik echt van

EEN ZELFSTANDIG NAAMWOORD kan ook verwijzen naar een persoon of een ding.
Bijvoorbeeld: Johan Cruyff won met Ajax de Europacup II. De voetballer heeft nog twee keer de Europacup gewonnen.

Slide 5 - Tekstslide

         Waarom verwijswoorden?
Ze zorgen voor afwisseling in woordgebruik.
Dan worden teksten niet onnodig lang en saai.

Niet te veel verwijswoorden want dan is het niet duidelijk meer waar er naar verwezen wordt.
Niet te weinig verwijswoorden want dan wordt een tekst of een verhaal saai en lang.

Slide 6 - Tekstslide

           Wat is het verschil tussen 
                     verwijswoorden, functiewoorden, verbindingswoorden

Functiewoorden geven de functie van een tekstdeel of alinea aan. Bijvoorbeeld definitie, argument, voorbeeld....

Verbindingswoorden geven het karakter van het verband aan tussen zinnen en zinsdelen.

Functiewoorden en verbindingswoorden helpen je de tekst te begrijpen.

Verwijswoorden maken een tekst prettiger leesbaar door afwisseling in woordgebruik.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Over wat voor woorden gaat de les vandaag?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide