Aan het eind van deze les zijn de volgende doelen behaald:
Je kent de verschillende werkwoordsvormen en kunt vaststellen welke vorm een werkwoord heeft.
Je kent de regels voor het schrijven van de persoonsvorm en kunt die toepassen.
Je kent de regels voor het schrijven van het voltooid deelwoord en kunt die toepassen.
Je kent de regels voor het schrijven van de gebiedende wijs en kunt die toepassen.
Je kent de regels voor het schrijven van de Engelse werkwoorden en kunt die toepassen.
Slide 2 - Tekstslide
Soorten werkwoorden
Persoonsvorm Wij lopen altijd naar school.
Voltooid deelwoord Wij hebben gisteren 10 kilometer gelopen.
Hele werkwoord/infinitief
Wij willen daar graag lopen.
Slide 3 - Tekstslide
Persoonsvorm
De persoonsvorm is verbonden met het onderwerp ->tegenwoordige tijd als in de verleden tijd staan.
Je vindt de persoonsvorm door:
tijdproef
getalproef
vraagproef
Slide 4 - Tekstslide
Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord is het werkwoord dat aangeeft dat iets is afgelopen.
Je herkent het voltooid deelwoord aan het volgende:
een vorm van hebben, zijn of worden
ge-, be-, ont- of ver-
iets/het is afgelopen.
Slide 5 - Tekstslide
Infinitief
Een infinitief is een werkwoordsvorm waarin het werkwoord zich niet heeft aangepast aan het getal of de tijd van de zin.
Het hele werkwoord is het infinitief.
Je herkent een infinitief aan het volgende:
Het is het hele werkwoord (de wij-vorm).
Er staat soms 'te' of 'aan het' voor.
Slide 6 - Tekstslide
Persoonsvorm
De persoonsvorm kan voorkomen in de tegenwoordige tijden in de verleden tijd. Bij deze tijden horen verschillende regels.
Daarnaast bestaan er sterke (onregelmatig) en zwakke (regelmatig) werkwoorden.
Slide 7 - Tekstslide
Persoonsvorm TT
ik, .... jij
Persoonsvorm TT
ik, .... jij
jij
hij/zij/het
meervoud
ik-vorm/stam
ik-vorm + t
ik-vorm + t
'infinitief'
fiets word loop
fietst wordt loopt
fietst wordt loopt
fietsen worden lopen
werkwoorden die eindigen op dt komen dus alleen voor bij de persoonsvormen in de tegenwoordige tijd van jij + hij/zij/het. De stam van het werkwoord moet dan wel op een d eindigen.
Slide 8 - Tekstslide
Persoonsvorm VT
Twee soorten werkwoorden:
Sterke werkwoorden Deze werkwoorden moet je kennen.
Zwakke werkwoorden +te(n) of + de(n). Gebruik de regels van 't ex-Kofschip.
Slide 9 - Tekstslide
'T EX-KOFSCHIP
Om te bepalen of er -te(n) of +de(n) toegevoegd moet worden, gebruik je 'tex-kofschip.
Dit is eigenlijk een ezelsbruggetje om de medeklinkerste kunnen onthouden.
Zit de laatste letter van de stam van het werkwoord wel of niet in 't ex-kofschip?
wel > ik-vorm + te(n)
niet > ik-vorm + de(n)
Slide 10 - Tekstslide
Voltooid deelwoord
Je kunt ook kijken naar de verleden tijd van het werkwoord om de juiste spelling te vinden.
Het voltooid deelwoord kun je langer maken door er een bijvoeglijk naamwoord van te maken.
Vaak hoor je dan of je een 't of 'd moet schrijven.
Slide 11 - Tekstslide
Gebiedende wijs
Bevel of aansporing
Persoonsvorm:ik-vorm van het werkwoord: Loop daarheen!
Er staat geen onderwerp ingebiedende wijs.
Je kunt 'jij' erachteraan denken.
Slide 12 - Tekstslide
Doel 5
Je kent de regels van de Engelse werkwoorden en kunt deze toepassen.
Slide 13 - Tekstslide
Engelse werkwoorden
Engelse werkwoorden vervoeg je zoveel mogelijk als Nederlandse werkwoorden! Je gebruikt dus dezelfde regels.
Engelse werkwoorden hebben soms een afwijkende ik-vorm:
paintball, delete, race (vanwege de uitspraak) scoor, promoot -(vanwege de o-klank)
Slide 14 - Tekstslide
Engelse werkwoorden
Sommige woorden en werkwoorden die wij gebruiken, komen uit een andere taal. Je noemt ze leenwoorden.
Let op: Bij werkwoorden als saven, timen en daten eindigt de stam op -e.
We 'vernederlandsen' de Engelse werkwoorden, behalve als je daardoor een verkeerde uitspraak krijgt.
Slide 15 - Tekstslide
Hoe zit dat?
Bij het werkwoord saven eindigt de stam op een -e
-> save
De v van save zit niet in het 'T eX KoFSCHiP
Daarom krijg je in de verleden tijd -de of - den
Ik save Ik savede Ik heb gesaved
Hij savet Wij saveden
Slide 16 - Tekstslide
Bij de meeste werkwoorden werkt het dus hetzelfde als bij de Nederlandse werkwoorden.