Ik weet dat er 6 werkwoordsvormen zijn en ik (her)ken de werkwoordsvormen PVTT en PVVT en de deelwoorden (VD en OD).
Ik ken de spellingsregels voor de persoonsvorm en de deelwoorden en ik kan deze toepassen.
Je kent de spellingsregels voor deelwoorden en kunt die toepassen.
Je kent de regels van de gebiedende wijs en kunt die toepassen.
Je kent de regels van de Engelse werkwoorden en kunt deze toepassen.
Slide 2 - Tekstslide
Doel 1
Ik weet dat er 6 werkwoordsvormen zijn en ik (her)ken de werkwoordsvormen PVTT en PVVT en de deelwoorden (VD en OD).
Slide 3 - Tekstslide
werkwoords-vormen
1. Persoonsvorm TT / VT Wij lopen altijd naar school. Wij liepen altijd naar school
2. Voltooid deelwoord
Wij hebben gisteren 10 kilometer gelopen.
3. Hele werkwoord/infinitief
Wij willen daar graag lopen.
Slide 4 - Tekstslide
werkwoords-vormen
4. onvoltooid deelwoord
Gisteren kwam zij lopendnaar school.
5. bijvoeglijk gebruikt deelwoord
De gelopen.afstand was 10 km. Het lopendemeisje kwam te laat op school.
6. gebiedende wijs
Loopnaar het bord!
Slide 5 - Tekstslide
Persoonsvorm
De persoonsvorm is verbonden met het onderwerp en kan zowel in de tegenwoordige tijd als in de verleden tijd staan.
Je vindt de persoonsvorm door:
De tijdproef
De getalsproef
De vraagproef
Slide 6 - Tekstslide
Voltooid deelwoord (VD)
Het VD geeft aan dat iets is afgelopen.
Je herkent het aan:
voorvoegsel: ge-, be-, ont- of ver-
VD sterke ww eindigt op -en
VD zwakke ww eindigt op -d of -t
De zin bevat een vorm van hebben, zijn of worden (hulpww)
Slide 7 - Tekstslide
Infinitief
Een infinitief is de werkwoordsvorm waarin het werkwoord zich niet heeft aangepast aan het getal of de tijd van de zin.
Het hele werkwoord is het infinitief.
Er staat soms 'te' of 'aan het' voor.
Slide 8 - Tekstslide
onvoltooid deelwoord (OD)
Het OD geeft aan dat iets is nog aan de gang is.
Je herkent het ALTIJD aan:
infinitief + -d
Slide 9 - Tekstslide
gebiedende wijs
Geeft aan dat iets een bevel is!
Je herkent de gebiedende wijs aan:
geen onderwerp
altijd ik-vorm!
Slide 10 - Tekstslide
Doel 2
Ik ken de spellingsregels voor de persoonsvorm en de deelwoorden en ik kan deze toepassen.
Slide 11 - Tekstslide
Persoonsvorm
De persoonsvorm kan voorkomen in de tegenwoordige tijden in de verleden tijd. Bij deze tijden horen verschillende regels.
Daarnaast bestaan er sterke, zwakke en onregelmatige werkwoorden.
Slide 12 - Tekstslide
Persoonsvorm TT
ik, .... jij
Persoonsvorm TT
ik, .... jij?
jij
hij/zij/het
meervoud
wij, jullie, zij
ik-vorm/stam
ik-vorm + t
ik-vorm + t
'infinitief'
fiets word loop
fietst wordt loopt
fietst wordt loopt
fietsen worden lopen
werkwoorden die eindigen op dt komen dus alleen voor bij de persoonsvormen in de tegenwoordige tijd van jij + hij/zij/het. De stam van het werkwoord moet dan wel op een d eindigen.
Slide 13 - Tekstslide
Persoonsvorm VT
Twee soorten werkwoorden:
Bij zwakke werkwoorden moet je bepalen of er -te(n) of +de(n) toegevoegd moet worden.
De sterke werkwoorden moet je kennen. Ze veranderen van klank en je schrijft ze zo kort mogelijk! worden --> werden
zitten--> zaten
Slide 14 - Tekstslide
'T sexy kofschip
Eigenlijk zeggen we het fout als we praten over de kofschip-regel.
In plaats daarvan zouden we het over de regel van ’t sexy kofschip moeten hebben. Hierin zitten alle medeklinkers die we nodig hebben om te weten of we een -d of een -t moeten schrijven aan het eind van het werkwoordsvorm.
Alleen de medeklinkers zijn belangrijk.
Slide 15 - Tekstslide
Doel 3
Je kent de spellingsregels voor deelwoorden en kunt die toepassen.
Slide 16 - Tekstslide
Voltooid deelwoord
Twee soorten werkwoorden:
Sterke werkwoorden moet je kennen. Eindigen meestal op -en
Zwakke werkwoorden eindigen op -t of -d
Slide 17 - Tekstslide
Voltooid deelwoord
Je kan ook kijken naar de verleden tijd van het werkwoord om de juiste spelling te vinden.
Ook kun je het voltooid deelwoord langer maken door er een bijvoeglijk naamwoord van te maken.
Vaak hoor je dan of je een 't of 'd moet schrijven.
Slide 18 - Tekstslide
onvoltooid deelwoord
ALTIJD:
infinitief + -d
Slide 19 - Tekstslide
Werkwoordspelling Schema
Is het werkwoord een persoonsvorm?
Ja
Nee
TT VT deelwoord INF
EV: ik, ...jij: ik-vorm
jij, hij, zij, het : ik-vorm +t
MV: 'infinitief'
zwak:
ik-vorm +te(n)/de(n)
sterk: klank verandert
VD
D of een T?
OD: inf. + -d
hele werkwoord
gebiedende wijs:
ik-vorm
Slide 20 - Tekstslide
deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
1. bepaal altijd eerst wat het deelwoord is
2. soms pas je daarna de spelling enigszins aan: + e,
- klinker, + medeklinker
- gewit --> gewitte
Slide 21 - Tekstslide
Doel 4
Je kent de regels van de gebiedende wijs en kunt die toepassen.
Slide 22 - Tekstslide
Gebiedende wijs
Bevel of aansporing
Persoonsvorm:ik-vorm van het werkwoord: Loop naar het bord!
Er staat geen onderwerp inde gebiedende wijs.
Je kunt 'jij' (of jullie) erachteraan denken.
Slide 23 - Tekstslide
Doel 5
Je kent de regels van de Engelse werkwoorden en kunt deze toepassen.
Slide 24 - Tekstslide
Engelse werkwoorden
Engelse werkwoorden vervoeg je zoveel mogelijk als Nederlandse werkwoorden! Je gebruikt dezelfde regels.
Engelse werkwoorden hebben soms een afwijkende ik-vorm:
paintball, delete, race (vanwege de uitspraak) scoor, promoot -(vanwege de o-klank)
Slide 25 - Tekstslide
Engelse werkwoorden
Sommige woorden en werkwoorden die wij gebruiken, komen uit een andere taal. Je noemt ze leenwoorden.
Let op: Bij werkwoorden als saven, timen en daten eindigt de stam op -e.
We 'verNederlandsen' de Engelse werkwoorden, behalve als je daardoor een verkeerde uitspraak krijgt.
Slide 26 - Tekstslide
Hoe zit dat?
Bij het werkwoord saven eindigt de stam op een -e
-> save
De v van save is stemhebbend
Daarom krijg je in de verleden tijd -de of - den
Ik save Ik savede Ik heb gesaved
Hij savet Wij saveden
Slide 27 - Tekstslide
Engelse werkwoorden
Bij de meeste werkwoorden werkt het dus hetzelfde als bij de Nederlandse werkwoorden.