V3LezenH4

Leesvaardigheid
1 / 17
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Leesvaardigheid

Slide 1 - Woordweb

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 2 - Open vraag

Argumenten

Slide 3 - Woordweb

Wat is argumenteren?

Slide 4 - Open vraag

Stelling: Je kunt beter met het OV naar Rotterdam gaan. 
Het is veel gezelliger om met het OV naar R'dam te komen. 
Dan maken er meer mensen gebruik van het OV. 
Waarderend argument
Feitelijk argument

Slide 5 - Sleepvraag

Soorten argumenten
  1. Feitelijk argument
  2. Ervaringsargument
  3. Nut of (on)gewenst gevolg
  4. Veronderstelling/vermoeden
  5. Vergelijkingsargument
  6. Emotioneel argument

Slide 6 - Tekstslide

Je kunt je neefje niet alleen thuis laten. Dat doe je met je eigen kind toch ook niet?
A
Feitelijk argument
B
Vergelijkingsargument
C
Emotioneel argument
D
Moreel argument

Slide 7 - Quizvraag

Het is goed dat de politie appende fietsers beboet, want appen op de fiets veroorzaakt dagelijks ongelukken.
A
Feitelijk argument
B
Ervaringsargument
C
Veronderstelling/vermoeden
D
Vergelijkingsargument

Slide 8 - Quizvraag

Het Fontanus College is een goede school. Het zit in een mooi gebouw en de leerlingen halen goede cijfers.
A
enkelvoudige argumentatie
B
meervoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende argumentatie

Slide 9 - Quizvraag


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
nevenschikkende argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 10 - Quizvraag

'Om leerlingen goed te leren samenwerken, moeten ze hun huiswerk onder begeleiding op school kunnen maken. Ze zullen dan ook hogere cijfers halen en zullen minder snel afgeleid zijn dan thuis.'

Gaat het hier om onderschikkende of nevenschikkende argumentatie?

Slide 11 - Open vraag

Als Jett Rebel volgend jaar optreedt op Lowlands gaan we zeker weer naar het festival. Vorige keer was hij ook top.
A
Nut of ongewenst gevolg
B
Vergelijkingsargument
C
Feitelijk argument
D
Veronderstelling/vermoeden

Slide 12 - Quizvraag

Carglass: “Een sterretje
kan een barst worden.”
A
Vergelijkingsargument
B
Ervaringsargument
C
Moreel argument
D
Emotioneel argument

Slide 13 - Quizvraag

Functies van tekstgedeelten 3
Geeft een verfijning in de uitleg of zwakt een standpunt af
A
relativering
B
nuancering
C
toelichting
D
voorbehoud

Slide 14 - Quizvraag

Sleepvraag: 
Sleep de juiste inleiding naar de juiste tekststructuur
stelling-argument
structuur
probleem/
oplossing-
structuur
verklarings-
structuur
voor- en
nadelen-
structuur
inleiding:
stelling,
standpunt
(eventueel
als vraag)
inleiding:
probleem
inleiding:
bepaald
verschijnsel
inleiding:
vraag
of 
stelling

Slide 15 - Sleepvraag

Hoe goed ken je de stof al?
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Welk cijfer denk je te gaan halen?
010

Slide 17 - Poll