vwo 4 CG2 Unidad 5 parte I

Programa de hoy
  • Voorkennis: ¿de qué trata unidad 5? 
  • ¿Cómo compramos? --> responder a unas preguntas
  • Repetir la gramática: onbepaalde voornaamwoorden
  • ejercicio de escucha: 3a (p. 44 libro de texto)

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Programa de hoy
  • Voorkennis: ¿de qué trata unidad 5? 
  • ¿Cómo compramos? --> responder a unas preguntas
  • Repetir la gramática: onbepaalde voornaamwoorden
  • ejercicio de escucha: 3a (p. 44 libro de texto)

Slide 1 - Tekstslide

Nr. 1a Tb p.43 ¿Cómo compramos?
¿Tienes una tienda favorita? ¿Cuál?
¿Te gusta ir a los mercadillos?
¿Hay uno en tu ciudad? ¿Dónde? ¿Cuándo?
¿Has comprado alguna vez en un mercadillo?
¿Qué compraste? ¿Dónde?


Slide 2 - Tekstslide

Pronombres Indefinidos
(Onbepaalde vnw)

1.Algo:iets, nada:niets, todo:alles 
hebben betrekking op zaken.

2. Alguien:iemand, nadie :niemand   
hebben betrekking op personen.

3. Alguno/-a (s):enkele, ninguno/-a (s):geen enkele, todo/-a(s): alle
cada : ieder/-e 
kan zowel op zaken als op personen betrekking hebben.
1. ¿Usted colecciona algo?
 - No, no colecciono nada.

2. ¿Hay algún objeto de cerámica?
 - No, no hay ninguno.

3. Alguien busca libros antiguos.
4. Todos llevan gafas.
5. Nadie compra nada.
6. Cada domingo los madrileños van al Rastro 

Slide 3 - Tekstslide

 Maak oefeningen: TB: nr. 2c p.44   +   WB: nr. 2 p.43
Zie ook 5.4.2. TB p.116 

Slide 4 - Tekstslide

iets
niets
alles
geen ( enkele)
allemaal
enkele
iemand
niemand
alguien
algo
todo
alguno
ninguno
nadie
nada
Todos

Slide 5 - Sleepvraag

Nr. 3 TB: p.44 Estas personas han comprado algo
19
20
21
22
3a.Escuchar y relacionar los diálogos con las fotos.

Slide 6 - Tekstslide

Programa de hoy (22-4)
  • discutir los deberes: het onbepaald voornaamwoord
  • gramática: het lijdend en het meewerkend voorwerp
  •  ¡A trabajar¡: ejercicios con el objeto directo (lv) y el objeto indirecto (mv)
  • Deberes: lees hoofdstuk 2 van Manolito Gafotas en maak de vragen
Objetivos de hoy
- Ik weet hoe je een lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp vormt als persoonlijk voornaamwoord
- Ik weet hoe je het lijdend vw en meewerkend vw toepast in een zin

Slide 7 - Tekstslide

Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?
Door de vraag te stellen:
Wie/wat + werkwoordelijke gezegde +onderwerp. 
Ik wil olijven.                                  Wat wil ik? = olijven
Ik neem de fiets.                         Wat neem ik? = de fiets
Jij kijkt veel Netflix series.    Wat kijk jij? =  Netflix eries
Jullie maken huiswerk.          Wat maken jullie? het huiswerk

Slide 8 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp voornaamwoord
De functie van de persoonlijke voornaamwoorden als lijdend voorwerp is om een zelfstandig naamwoord of naam te vervangen, zodat die niet herhaald hoeven te worden.

Ik heb de berichten gezien.             Ik heb ze  gezien.
Ik heb een nieuwe tas gekocht.    Ik heb hem in Primark gekocht.

Slide 9 - Tekstslide

Lijdend voorwerp als persoonlijk voornaamwoord
1. He dado una rosa a Antonio 
--> La he dado a Antonio
2. Ayer compré unos zapatos nuevos
--> Ayer los compré
3. ¿Conoces a Roberto?
--> Sí, lo conoczo 
4. ¿Tiene la talla M?
--> Sí la tengo.
onderwerp
lijdend vw
yo
me
te
él/ella
lo/la
nosotros/nosotras
nos
vosotros/vosotras
os
ellos/ellas
los/las

Slide 10 - Tekstslide

Zoek het lv: Juan toma el autobus al centro.
A. Juan
B: toma
C: el autobús
D: centro
A
Juan
B
toma
C
el autobús
D
centro

Slide 11 - Quizvraag

Hoy Carlos come un bocadillo de jamón.
A: Hoy
B: Carlos
C: come
D: un bocadillo de jamón.

A
Hoy
B
Carlos
C
come
D
un bocadillo de jamón

Slide 12 - Quizvraag

Vervang het lv door LO, LA, LOS, LAS.
¿Quieres manzanas rojas? Sí, ... quiero.
A. lo B: los C: las D: la
A
lo
B
los
C
las
D
la

Slide 13 - Quizvraag

Tengo que comprar sellos. (ik moet zegels kopen).
... tengo que comprar.
A. la B. lo C. las D. los
A
la
B
lo
C
las
D
los

Slide 14 - Quizvraag

¿Quieres un teléfono móvil nuevo? Si, ... quiero.
A: lo B: la C: los D: las
A
lo
B
la
C
los
D
las

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Vul aan met een meewerkend voorwerp.
¿.... ha dado las notas a vosotros?
A
nos
B
les
C
os
D
te

Slide 17 - Quizvraag

Geef het juiste pers. vnw. als meewerkend voorwerp.
Voy a regalar el bolso a ti.
A
te
B
ti
C
tus
D
tu

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Te escribo una carta.
A
te
B
escribo
C
carta
D
una carta

Slide 19 - Quizvraag

Geef het juiste pers. vnw. als meewerkend voorwerp.
Voy a enviar las invitaciones a ellas.
A
las
B
les
C
los
D
ellas

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

¡A trabajar¡
Ga naar lesmateriaal --> Grammatica --> werkbladen Compañeros 2 ... en begin aan de oefeningen

Slide 22 - Tekstslide

19
20
21
22
Nr. 3b TB: P.45 

Slide 23 - Tekstslide

Pronombres complemento directo e indirecto juntos
Zie 5.1.1. Gramática p.114: twee persoonlijke voornaamwoorden in 1 zin
Het lijdend  voorwerp                              Het meewerkend voorwerp
me                                                                                  me
te                                                                                      te
lo, la                                                                                 le------> SE
nos                                                                                   nos
os                                                                                      os
los, las                                                                             les------> SE

Slide 24 - Tekstslide

zie ook TB p. 52 en 5.1

Slide 25 - Tekstslide

Eerst meewerkend voorwerp, dan lijdend voorwerp

Slide 26 - Tekstslide

le lo/la/los/las -> se lo/la
les lo -> se lo/las/los/las

Slide 27 - Tekstslide

Maak nr. 4 TB 

Maak nr. 2 WB p. 43 en nr. 6,7,8 WB p. 44-45

Tijd over? kijk naar R&S, onbepaald vnw 


Trabajar en grupos I (30 minutos)

Slide 28 - Tekstslide

2 persoonlijke voornaamwoorden in 1 zin - zie p.114 , 5.1.1 

1.Het meew. voorwerp staat altijd vóór het lijd. voorwerp.
Mi padre colecciona sellos, por eso se los he comprado.


2. In de 3e persoon verandert het meewerk. voorwerp le/les in se.

¿ Qué haces con la maleta? Se la doy a Amelia.

3. In het algemeen staan beide voornaamwoorden vóór het vervoegde werkwoord.

Y el espejo, ¿quién te lo ha dado?

Slide 29 - Tekstslide

2 persoonlijke voornaamwoorden in 1 zin - vervolg

4. Bij constructies met infinitief of gerundio kunnen ze ook achter aan de constructie vast komen.

¡Qué vestido tan bonito! ¿ Me lo puedo probar?/ ¿ Puedo probármelo?

5. Bij de imperativo worden aan de vorm vast geschreven.

Si te gustan los zapatos,
 ¡Cómpratelos!

6.In ontkennende zinnen NO staat vóór de voornaamwoorden.
¿Por qué no te los compras?

Slide 30 - Tekstslide

Controle nr. 4 TB  Malena ha ordenado el sótano de su casa 
1.Tengo que devolver a ti el ordenador.
2. tirar el ordenador.
3.doy los libros de ciencia ficción a Pablo.
4.va a venir a buscar los libros de ciencia ficción.
5. no necesito la maleta.
6. regalo la  maleta roja a Amelia.
7. voy a devolver las sillas a Frank y a Marisa
8. Necesitan las sillas.
1. te lo tengo que devolver/ tengo que devolvértelo.
2. puedo tirarlo/ lo puedo tirar.
3.se los doy .
4. Va a venir a buscarlos/ los va a venir a buscar.
5. no la necesito.
6.se la regalo .
7.voy a devolvérselas/ se las voy a devolver.
8.las necesitan.

Slide 31 - Tekstslide

Nr. 5a TB p.46
¿Qué haces con la bicicleta rosa?

Se la doy a Martina para su hija

Se la doy a Lotte porque no tiene una bicicleta

Slide 32 - Tekstslide

Materiales
-> vocabulario nr. 4a wb 
de plástico

Slide 33 - Tekstslide

¿A quién regalas estos objetos? 

Slide 34 - Tekstslide

Nr. 5b. El regalo más original, el que más te gusta, el más inútil y el más feo
Ejemplo:
El (regalo) más original fue un bolígrafo azul. Me lo regaló mi amiga Patricia.
El que más                           es un oso de peluche. Me lo regaló mi novio.
El más inútil fue un traje de cocodrilo. Me lo regaló mi hermano.

Slide 35 - Tekstslide

werkgroep + deberes
Nr. 5b TB afmaken (zie vorige slide)
t/m oefening 15 af maken in werkboek
R&S pagina 51-52 persoonlijk vnw en onbepaald vnw invullen

Slide 36 - Tekstslide