Einführung Dativ

Naamvallen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Naamvallen

Slide 1 - Tekstslide

Naamvallen
  • Wat weten we nog over de Nominativ?

  • Wat weten we nog over de Akkusativ?

  • Wat weten we misschien al over de Dativ?

Slide 2 - Tekstslide

Naamval: Nominativ
  • onderwerp
  • NWD ('sein')

Slide 3 - Tekstslide

... (hij) spricht Französisch.

Slide 4 - Open vraag

Er ist ... guter Lehrer.

Slide 5 - Open vraag

Naamval: Akkusativ 
  • LV
  • na 'es gibt'
  • Na de volgende voorzetsels volgt ALTIJD een Akkusativ: 
durch = door                             gegen = tegen
ohne = zonder                          um = om
für = voor                                   bis = tot (en met)
entlang = langs 

Slide 6 - Tekstslide

Sie sehen ... Hund.

Slide 7 - Open vraag

Er spaziert gerne durch ... Wald (m.)

Slide 8 - Open vraag

Es gibt hier nur ... Lehrerin im Zimmer.

Slide 9 - Open vraag

Wir üben nochmal mit Helene Fischer!

Slide 10 - Tekstslide

5

Slide 11 - Video

00:11
Das ist (onze) Nacht (w.), wie für uns beide gemacht.
timer
0:20

Slide 12 - Open vraag

00:36
Und (jouw) Blick (m.) hat mir gezeigt, das ist unsere Zeit.
timer
0:20

Slide 13 - Open vraag

00:55
Deine Augen ziehen (mij) aus.
timer
0:20

Slide 14 - Open vraag

01:26
Komm nimm (mijn) Hand (w.) und geh mit mir.
timer
0:20

Slide 15 - Open vraag

Grammatik: Dativ 
  • MV
  • Na de volgende voorzetsels volgt ALTIJD een Dativ:

mit = met
nach = naar
bei = bij
seit = sinds
von = van

zu = naar
aus = uit
außer = behalve
gegenüber = tegenover
entgegen = tegemoet

Slide 16 - Tekstslide

Grammatik: Dativ (Artikel)
DEM                    DER                    DEM                         DEN +n
EINEM                EINER                 EINEM                     keinen +n
Plural: Ich spiele mit den Kindern. 

mir                                                   uns
dir                                                    euch
ihm/ihr/ihm                                 ihnen/Ihnen

Slide 17 - Tekstslide

Stappenplan
Verkort stappenplan:
1. Vertalen
2. Voorzetsel?
  • Ja? --> Akk. of Dat.
  • Nee? --> ontleden

Slide 18 - Tekstslide

Oefenen
  • Vul de juiste vorm van het lidwoord in:
  1. Das Essen ist für d...... Mann.
  2. Ich laufe mit mein..... Schwester durch d...... Wald (m).


  • 2 open vragen - noteer het HELE lidwoord

Slide 19 - Tekstslide

Ich wohne seit ein.... Jahr in Hoorn.

Slide 20 - Open vraag

Er kommt aus d..... Schweiz (f).

Slide 21 - Open vraag

02:21
Großes Kino für (ons) zwei.
timer
0:20

Slide 22 - Open vraag

Wir geben Klaus ein.... Ball (m).

Slide 23 - Open vraag

D.... Auto (n) ist von d.... Mann.

Slide 24 - Open vraag

Er liebt ... (zijn) Frau.

Slide 25 - Open vraag

... Mädchen spielt gerne mit ... Puppen.

Slide 26 - Open vraag

Sie geben ... (u) Schokolade.

Slide 27 - Open vraag

Er schenkt ... (zijn) Bruder ... Fahrrad.

Slide 28 - Open vraag

Ohne ... (hem) geht sie nicht nach Hause.

Slide 29 - Open vraag

Uitdaging
  • Maak nu zelf een Nederlandse zin met:
  • Onderwerp & lijdend voorwerp
  • Onderwerp, lijdend voorwerp & meewerkend voorwerp

  • Vertaal de zinnen nu in het Duits.
  • Denk aan de naamvallen (ow = Nom., lvw = Akk., mvw = Dat.)


Slide 30 - Tekstslide