Noem 2 manieren die je kunt gebruiken om de persoonsvorm (pv) te vinden in een zin.
Welke manier om de pv te vinden werkt niet altijd?
3. Haal de persoonsvorm en het onderwerp uit de volgende zinnen:
a. Gisteren voerde zijn oom de geiten oud brood.
b. Hoeveel vingers steek ik op?
c. Loop toch eens door!
Klaar? Lezen in leesboek
Slide 13 - Tekstslide
1. Pak een ander kleur pen
2. Kijk je antwoorden na en verbeter ze
1. Noem 2 manieren die je kunt gebruiken om de persoonsvorm (pv) te vinden in een zin.
- Tijdproef: zin van tijd veranderen
- Getalproef: zin van enkelvoud naar meervoud veranderen of andersom
- Vraagproef: Vraagzin maken. De pv is het eerste werkwoord
2. Welke manier om de pv te vinden werkt niet altijd?
- Vraagproef
3. Haalde pv en het onderwerp uit de volgende zinnen:
a. Gisteren voerdezijn oom de geiten oud brood.
b. Hoeveel vingers steekik op?
c. Loop toch eens door!
Slide 14 - Tekstslide
0 of 1 fout?
Groep paars
2 of 3 fouten?
Groep blauw
4 of meer fouten?
Groep groen
- Theorie: blz. 25 t/m 27 lezen.
- Maken: opdr. 2 t/m 4 blz. 25 t/m 27.
- Uitleg + aantekening
- Theorie: blz. 25 t/m 27 lezen.
- Maken: opdr. 2 t/m 4 blz. 25 t/m 27.
- Uitleg + aantekening
- Theorie: blz. 25 t/m 27 lezen.
- Maken: opdr. 1, 2 en 4 blz. 25 t/m 27.
Slide 15 - Tekstslide
Uitleg: persoonsvorm, zinsdelen & onderwerp
Slide 16 - Tekstslide
Basisregels Lessonup
Je gebruikt je eigen naam.
Je geeft zonder te overleggen antwoord, tenzij overleggen is toegestaan.
Bij klassikale uitleg luister je en lees je mee op het scherm.
Je doet geen andere dingen op je telefoon! Toch wel? Telefoon inleveren en op het einde van de dag ophalen.
Slide 17 - Tekstslide
Ga naar lessonup.app
Log in met klassencode:
sszzv
Slide 18 - Tekstslide
De persoonsvorm
(PV)
De persoonsvorm (PV) is een werkwoord.
Werkwoorden geven de handeling aan.
Slide 19 - Tekstslide
Vul in: Jan ... naar school.
Slide 20 - Open vraag
Manieren om de persoonsvorm te vinden
De jongen loopt naar school.
De vraagproef - Maak van de zin een vraag. Het werkwoord dat vooraan komt te staan, is de persoonsvorm.
Loopt de jongen naar school?
De tijdproef - Zet de zin in een andere tijd: maak van tegenwoordige tijd de verleden tijd of andersom. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
De jongen liep naar school.
De getalproef- verander het getal: maak van het enkelvoud het meervoud of andersom. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
De jongens lopen naar school.
Slide 21 - Tekstslide
Aantekening
Hoe vind je de PV?
De vraagproef - Maak de zin vragend.
Loopt de jongen naar school?
De tijdproef - Zet de zin in een andere tijd.
De jongenliepnaar school.
De getalproef- verander het getal.
De jongens lopen naar school.
Let op!
De leraar kijkt onze toetsen na. (Het hele ww is nakijken maar alleen het eerste deel (kijkt) is pv!)
Slide 22 - Tekstslide
Even checken!
Slide 23 - Tekstslide
Gisteren werd in de Stadsgehoorzaal de 'Bonte avond' gehouden.
Slide 24 - Open vraag
Het docentencabaret Bast & Brein verzorgde een optreden.
Slide 25 - Open vraag
Er werd gedanst door jazzballetgroep Flitzz.
Slide 26 - Open vraag
Aantekening
Zinsdelen
Woord of groepje woorden die bij elkaar horen.
PV is altijd één zinsdeel.
Alles voor de PV is één zinsdeel.
Alles wat voor de PV kan is een apart zinsdeel.
Werkwoorden zijn ook altijd één zinsdeel.
Slide 27 - Tekstslide
Volgens onderzoekers zijn mooie mensen gelukkiger dan lelijke mensen.
Hij heeft altijd al de beste voetballer willen worden.
Slide 28 - Tekstslide
Aantekening
Onderwerp
Voert de handeling uit.
Twee manieren om te vinden:
1. Wie of wat + PV?
Jan loopt naar school. Wie loopt? Jan.
2. Verander de PV van getal:
Vanmorgen/ hebben /mijn zussen/ brood/ gekocht.
Vanmorgen/ heeft/ mijn zus/ brood gekocht.
Slide 29 - Tekstslide
Vroeger maakten weerkundigen gebruik van hun ervaring.