Chapitre 1 passé composé en gesprekje les 5 deel 2

Herhaling passé composé
Gesprekje vakantie
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling passé composé
Gesprekje vakantie

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt het voorzetsel in / naar + aardrijkskundige naam gebruiken.

Je kunt de passé composé maken.

Je kunt een gesprekje over de vakantie voeren in de passé composé

Slide 2 - Tekstslide

Programma
  • Herhaling leerwerk
  • Gesprekje voorbereiden en oefenen (volgende les voor kunnen doen)

Slide 3 - Tekstslide

Zet in de passé composé
(parler) jij hebt gepraat

Slide 4 - Open vraag

Zet in de passé composé
(passer) jullie hebben doorgebracht

Slide 5 - Open vraag

Zet in de passé composé
(donner) ik heb gegeven

Slide 6 - Open vraag

Zet in de passé composé
(chanter) zij (v) hebben gezongen

Slide 7 - Open vraag

Zet in de passé composé
(danser) zij heeft gedanst

Slide 8 - Open vraag

Zet in de passé composé
(trouver) jij hebt gevonden

Slide 9 - Open vraag

Zet in de passé composé
(travailler) zij (m) hebben gewerkt

Slide 10 - Open vraag

Zet in de passé composé
(habiter) u heeft gewoond

Slide 11 - Open vraag

Zet in de passé composé
(voyager) zij (m) hebben gereisd

Slide 12 - Open vraag

Zet in de passé composé
(écouter) hij heeft geluisterd

Slide 13 - Open vraag

Wat is juist?
A
En France
B
au France
C
à France
D
aux France

Slide 14 - Quizvraag

Wat is juist?
A
Au Espagne
B
En Espagne
C
Aux Espagne
D
À Espagne

Slide 15 - Quizvraag

Wat is juist?
A
Aux Pays-Bas
B
Au Pays-Bas
C
En Pays-Bas
D
À Pays- Bas

Slide 16 - Quizvraag

Wat is juist?
A
Au Pijnacker
B
Aux Pijnacker
C
à Pijnacker
D
En Pijnacker

Slide 17 - Quizvraag

Wat is juist?
A
À Japon
B
Aux Japon
C
En Japon
D
Au Japon

Slide 18 - Quizvraag

L'angleterre
La Suède
La Suisse
Le Maroc
L'Allemagne
Zweden
Marokko
Zwitserland
Engeland
Duitsland

Slide 19 - Sleepvraag

Vertaal
grâce à

Slide 20 - Open vraag

Vertaal
le séjour

Slide 21 - Open vraag

Vertaal
dehors

Slide 22 - Open vraag

Vertaal
le lendemain

Slide 23 - Open vraag

Vertaal
het strand

Slide 24 - Open vraag

Vertaal
doorbrengen

Slide 25 - Open vraag

Vertaal
een wandelingetje

Slide 26 - Open vraag

Vertaal
gisterenavond

Slide 27 - Open vraag

A toi!
Leerling A
Leerling B
Waar ben je geweest?
Ik ben naar ... geweest.
Hoelang?
2 weken
Met wie?
Met mijn ouders en mijn vriend (in)
Wat heb je gedaan?
Ik heb ....
Hoe was het?
Het was ....

Slide 28 - Tekstslide

Les devoirs 
Diagnostische toets
Chapitre 1
Woordjes les 1 tm 6
Grammatica: in / naar + passé composé
Zinnen FN NF

Slide 29 - Tekstslide