Test formatif - Le passé composé

Bonjour!
* herhalen werkwoord rijtjes 
* passé composé 
* Aantal woordjes 

Tijd over --> Quizlet 

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bonjour!
* herhalen werkwoord rijtjes 
* passé composé 
* Aantal woordjes 

Tijd over --> Quizlet 

Slide 1 - Tekstslide

COMBINEZ:
Avoir: il,elle,on
Avoir: nous
Avoir: vous
Avoir: ils,elles
Avoir: tu
Avoir: j'
avons
nemen
ai
avez
as
a

Slide 2 - Sleepvraag

Le verbe faire (le présent)
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
fais
fais
faites
fait
faisons
font

Slide 3 - Sleepvraag

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
être (zijn) au présent
suis
es
est
sommes
êtes
sont

Slide 4 - Sleepvraag

Schrijf het rijtje van être + vertaling op

Slide 5 - Open vraag

Schrijf het rijtje van avoir + vertaling op

Slide 6 - Open vraag

Schrijf het rijtje van faire op + vertaling

Slide 7 - Open vraag

Le passé composé 
Wat was dat ook alweer in het Nederlands?
Voorbeeld: Ik heb gefietst.


Heb = je hulpwerkwoord
gefietst = je voltooid deelwoord 

Slide 8 - Tekstslide

Hoe zet ik het in het Frans

onderwerp - vervoeging van avoir - werkwoord - ER + É

Voorbeeld: Wij hebben gegeten
Nous avons mangé (hele werkwoord = manger) 

Slide 9 - Tekstslide

Onregelmatige werkwoorden
Ook bij de onregelmatige werkwoorden heb je het hulpwerkwoord "avoir". 


Slide 10 - Tekstslide

Le passé composé
bestaat uit
A
onderwerp + hulp werkwoord + voltooid deelwoord
B
onderwerp + hulpwerkwoord + heel werkwoord
C
onderwerp +hulp ww+ bijv n.w.

Slide 11 - Quizvraag

le passé composé is...
A
de tegenwoordige tijd
B
de toekomende tijd
C
de verleden tijd

Slide 12 - Quizvraag

Zet in de passé composé: tu ... (danser) pendant la fête?

Slide 13 - Open vraag

Zet in de passé composé: ils ... (avoir) un chien

Slide 14 - Open vraag

Zet in de passé composé: Nous ... (faire) nos devoirs.

Slide 15 - Open vraag

Zet in de passé composé: il ... (être) gentil

Slide 16 - Open vraag

Zet in de passé composé: Je/j'... (trouver) un chat!

Slide 17 - Open vraag

Zet in de passé composé: vous ... (regarder) la télé.

Slide 18 - Open vraag

Zet in de passé composé: Le prof ... (parler) avec les élèves.

Slide 19 - Open vraag

Zet in de passé composé: on ... (changer) d'avis.

Slide 20 - Open vraag

Le passé composé
A
On a habité
B
On avait habité
C
On habite
D
On habitait

Slide 21 - Quizvraag

été
eu
fait
voulu
pu
pouvoir
être
faire
vouloir
avoir

Slide 22 - Sleepvraag

Pouvoir
Vouloir
Willen
Kunnen
Mogen

Slide 23 - Sleepvraag

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'pouvoir' met het onderwerp
peux
peux
peut
pouvons
pouvez
peuvent

Slide 24 - Sleepvraag

Welke Franse werkwoorden ken je ?

Slide 25 - Woordweb

Leren 
Gebruik de resterende tijd om te leren. 
Volgende les, proeftoets! 

Slide 26 - Tekstslide

Geef de juiste vertaling van de werkwoorden.
regarder
écouter
parler
demander
lire
spreken
lezen
vragen
luisteren
kijken

Slide 27 - Sleepvraag

Welk voorzetsel past het best bij het plaatje?
Les prépositions - de voorzetsels
devant
sur
à côté de
dans
sous

Slide 28 - Sleepvraag