2.4 DNA deel 1

H2: Cel en leven
1. Wat zijn de levenskenmerken van een organisme?
2. Wat gebeurt er met een plantencel wanneer de omgeving hypotonisch is?
3. Leg uit wat gefaciliteerd transport is en wat het verschil is tussen actief en passief transport.
timer
3:00
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H2: Cel en leven
1. Wat zijn de levenskenmerken van een organisme?
2. Wat gebeurt er met een plantencel wanneer de omgeving hypotonisch is?
3. Leg uit wat gefaciliteerd transport is en wat het verschil is tussen actief en passief transport.
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

2.4 DNA deel 1
  • Je kunt de bouw en werking van het DNA molecuul uitleggen

  • Je weet wat de drie verschillen zijn tussen DNA en RNA

  • Je kunt uit de Binas tabel aflezen met welke aminozuren de codons corresponderen

Slide 3 - Tekstslide

Ontdekking DNA structuur

Watson & Crick 1953
Enzo di Fabrizio 2012


Slide 4 - Tekstslide

Ontdekking DNA structuur

Watson & Crick 1953
Enzo di Fabrizio 2012


Slide 5 - Tekstslide

Bouw van het DNA
dubbelstrengs, dubbele helix

Slide 6 - Tekstslide

Bouw van het DNA
DNA - deoxyribonucleïnezuurmolecuul
(suiker, fosfaat, stikstofbase)

Slide 7 - Tekstslide

Nucleotiden

Nucleotiden zijn de 'letters' van het genetische alfabet

Er zijn vaste combinaties. 

Welke zijn dat?

Slide 8 - Tekstslide

Nucleotiden

Vaste combinaties:
Adenine -Thymine (A-T)
Cytosine -Guanine (C-G)

Slide 9 - Tekstslide

Nucleotiden

Slide 10 - Tekstslide

Genetische code
Een gen bestaat uit een groot aantal stikstofbasen die coderen voor aminozuren die samen een eiwit vormen.

Drie opeenvolgende stikstofbasen vormen samen een
DNA-triplet (codon)

Een DNA-triplet kun je vergelijken met een woord.

Slide 11 - Tekstslide

messenger RNA
DNA kan het kernmembraan niet passeren. Eiwitten worden gevormd in het cytoplasma. Hoe kan dat?

Slide 12 - Tekstslide

messenger RNA

DNA wordt omgezet in mRNA voor de eiwitsynthese buiten de celkern

Drie verschillen: RNA is enkelstrengs, heeft ribose i.p.v. deoxyribose, en heeft Uracil i.p.v. Thymine

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

DNA afgelezen van 3' naar 5'

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Wat is de vaste combinatie van de nucleotiden?
A
Thymine - Adenine
B
Adenine - Cytosine
C
Gunanine - Thymine
D
Cytosine - Guanine

Slide 18 - Quizvraag

Welke stelling(en) is / zijn juist?
A
DNA is dubbelstrengs
B
DNA bevat thymine
C
RNA is korter dan DNA
D
RNA bevat deoxyribose

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het startcodon?
A
U-A-A
B
A-U-G
C
U-A-G
D
U-G-A

Slide 20 - Quizvraag