3H - 401

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Zoek je plek 

Pak je

spullen

Lees in je 

leesboek

Deze les:

- Lezen

- Start met hoofdstuk 4

- Voorbeeldopdrachten

- Zelf aan de slag. 

5 min 

10 min 

10 min

10 min

Lezen

Wat bedoelt de taxichauffeur met die getallen?

Hoe snel gaat de tram op deze foto?

Snelheid

v=​t​​s​​

​v⋅t​​s​​

s is de afstand in kilometer (km)

t is de tijd in uur (h)

v is de snelheid in kilometer per uur (km/h)

Snelheid

v=​t​​s​​

s is de afstand in meter (m)

t is de tijd in seconde (s)

v is de snelheid in meter per seconde (m/s)

​v⋅t​​s​​

s is de afstand in kilometer (km)

t is de tijd in uur (h)

v is de snelheid in kilometer per uur (km/h)

of

Voorbeeld

Usain Bolt legt de 100 meter af 

in 9,64 seconde.

a) Bereken zijn gemiddelde 

snelheid in m/s.

b) Bereken zijn gemiddelde 

snelheid in km/h.

Voorbeeld

Een fietser legt een tocht van 16 kilometer af in 45 minuten.

a) Bereken de gemiddelde snelheid van de fietser in km/h.

b) Bereken de gemiddelde snelheid van de fietser in m/s.

Voorbeeld

Een fietser legt een tocht van 16 kilometer af in 45 minuten.

a) Bereken de gemiddelde snelheid van de fietser in km/h.

b) Bereken de gemiddelde snelheid van de fietser in m/s.

a) v = s / t

     v = 16 km / 0,75 h

     v = 21,33 km/h

Voorbeeld

Een fietser legt een tocht van 16 kilometer af in 45 minuten.

a) Bereken de gemiddelde snelheid van de fietser in km/h.

b) Bereken de gemiddelde snelheid van de fietsen in m/s op twee manieren.

a) v = s / t

     v = 16 km / 0,75 h

     v = 21,33 km/h

b)  v = s / t

      v = 16000m / (45 x 60)s

      v = 5,93 m/s

Voorbeeld

Een fietser legt een tocht van 16 kilometer af in 45 minuten.

a) Bereken de gemiddelde snelheid van de fietser in km/h.

b) Bereken de gemiddelde snelheid van de fietsen in m/s op twee manieren.

a) v = s / t

     v = 16 km / 0,75 h

     v = 21,33 km/h

b)  v = s / t

      v = 16000m / (45 x 60)

      v = 5,93 m/s

       21,33 / 3,6 = 5,93 m/s

Aan de slag

4.1: 

opdracht 

3, 4 en 7

klaar?

Lees 4.1

Maak 1 en 2