H2: 2.5: celkern

Biologieboek op tafel
- Ik ken de onderdelen van een dierlijke cel en een plantaardige cel en hun functies

- Ik ken de bouw en de functie van DNA beschrijven
Met LessonUp
zelfstandig maken van de opdrachten
Lezen blz 116 t/m 119, maken opdr: 1 t/m 5, 8
Ik kan antwoord geven op het lesdoel
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Biologieboek op tafel
- Ik ken de onderdelen van een dierlijke cel en een plantaardige cel en hun functies

- Ik ken de bouw en de functie van DNA beschrijven
Met LessonUp
zelfstandig maken van de opdrachten
Lezen blz 116 t/m 119, maken opdr: 1 t/m 5, 8
Ik kan antwoord geven op het lesdoel

Slide 1 - Tekstslide

DNA

Slide 2 - Tekstslide

''Dat rode haar heb je van oma''

''Zij heeft de ogen van haar vader'' 

''Wat lijk je toch op je moeder''

''Jij en je broer hebben dezelfde neus''

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn erfelijke eigenschappen
  • Eigenschappen die je van je ouders hebt gekregen zijn erfelijke eigenschappen, ook wel je genotype. Deze zijn niet altijd zichtbaar en kan je niet veranderen.
  • Al je uiterlijke kenmerken samen noem je het fenotype. Het fenotype is afhankelijk van je genotype en van milieufactoren
  • Je fenotype kan je veranderen.

Slide 4 - Tekstslide

Genotype

  • De erfelijke informatie van iemand noemen we het genotype

  •  De stukjes DNA die informatie bevatten voor 1 eigenschap noemen we een gen

  • Een cel gebruikt alleen de genen die hij nodig heeft. De andere genen zijn niet actief!

Slide 5 - Tekstslide

Fenotype
  • Zichtbare eigenschappen van het organisme.
  • Het fenotype kan altijd veranderen door invloeden uit de omgeving: haren verven of bruin worden in de zomer

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

 Chromosomen


  • celkern van elke lichaamscel bevat 46 chromosomen
  • Chromosomen liggen als dunne draden in de celkern. Ze bestaan voor een groot deel uit de stof DNA. In het DNA is de informatie opgeslagen voor je erfelijke eigenschappen. 

Slide 8 - Tekstslide

cel-celkern-chromosomen-DNA-gen

Slide 9 - Tekstslide

Waar zit de informatie?

Slide 10 - Tekstslide

DNA
Hierin zitten al je erfelijke eigenschappen.
Oogkleur
Haarkleur
Vorm oren
Geslacht
Haar type
(krul, stijl etc) 
En nog veel meer....
Erfelijke eigenschappen
Eigenschappen die je van je ouders hebt gekregen.
Of je lactose kunt verteren

Slide 11 - Tekstslide

Vier letters, duizenden eigenschappen...
Je DNA bestaat uit A, T, G en C, deze komen alleen in paren voor (A+T of C+G) > Basenparen. Elk stukje DNA heeft een bepaalde
eigenschap (een gen), zoals je oogkleur.
>Een mens heeft 3.200.000.000 basenparen

Slide 12 - Tekstslide

De bouw van DNA

Slide 13 - Tekstslide

DNA
De vier basen: A, T, G en C.

Deze basen vormen paren.
  • A en T
  • G en C

Dit noem je een basenpaar.



Slide 14 - Tekstslide

Waar zit de informatie?
  • In alle celkernen zitten chromosomen
  • Chromosomen bestaan uit DNA en eiwit
  • Op je chromosomen zitten genen
  • Een gen is een stukje van een chromosoom met informatie voor één erfelijke eigenschap.

Slide 15 - Tekstslide

-Een gen is een stuk van het DNA dat de informatie bevat
  voor 1 eigenschap.
-Op een chromosomenpaar zitten dezelfde genen


Gen

Slide 16 - Tekstslide

Gen
- Je DNA bevat informatie over honderden tot duizenden eigenschappen.
-  Voor elke eigenschap zijn duizenden basenparen nodig.
-  De basenparen die samen nodig zijn voor een of meer eigenschappen, vormen een gen. 

Slide 17 - Tekstslide

Een cel gebruikt alleen de genen die hij nodig heeft. De andere genen zijn niet actief. Welke genen actief zijn, hangt af van de plaats van de cel in het lichaam.

Slide 18 - Tekstslide

Actie!
Lezen blz 116 t/m 119, maken opdr: 1 t/m 5, 8

Klaar=zelfstandig nakijken en opdracht docent

Slide 19 - Tekstslide