Comva les 2

Communicatieve vaardigheden
PW Leerfase 1

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Communicatieve vaardigheden
PW Leerfase 1

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Presentie
  • Wat is communicatie?
  • Herhaling : Comva les 1
  • Boodschap, Zender, Ontvanger en Medium.
  • Coderen van de boodschap
  • Decoderen van de boodschap
  • Referentiekader
  • Evalueren



 



Slide 2 - Tekstslide

Wat is communicatie?
Communicatie is het overdragen van informatie. Je deelt je gedachten, ideeën en gevoelens met elkaar. 

Iedereen communiceert bewust of onbewust. 

Je communiceert de hele dag door met elkaar, omdat je met elk gedrag dat je vertoont communiceert. 

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik les 1: Denk aan de begrippen die zijn besproken.

Slide 4 - Open vraag

Communicatieproces
Gaat volgens een proces. De aspecten die hierin zijn betrokken:
  • Zender
  • Ontvanger 
  • Boodschap
  • Medium
  • Coderen
  • Decoderen
  • Referentiekader

Slide 5 - Tekstslide

Zender, boodschap en ontvanger
- De informatie die tijdens communicatie overgedragen wordt, noem je de boodschap
- De gene die communiceert is de zender
- De gene voor wie de boodschap is bedoeld is of de gene die de boodschap oppikt, is de ontvanger. (de ontvanger kan één persoon zijn, maar ook een groep). 
- De zender brengt zijn boodschap over met een medium.
bijvoorbeeld: gesprek, WhatsApp, brief, mail etc.

Slide 6 - Tekstslide

Merel werkt in de kinderopvang en vraagt aan zijn collega Sara of zij hulp nodig heeft bij het klaarzetten van materialen.
In dit voorbeeld is Merel de .... en Sara de ...

Slide 7 - Open vraag

De vraag die Risah stelt, 'heb je nog hulp nodig bij het klaarzetten van de materialen is de... en Het... is het gesprek.

Slide 8 - Open vraag

Coderen van de boodschap
Wanneer je communiceert, zet je de gedachten die je hebt om in een boodschap. Dit noemen we coderen. 
- Je gedachten omzetten in een boodschap kan op verschillende manieren:
  • Codering past bij de doelgroep
  • Coderen doe je vanzelf. 
  • Je past je taalgebruik aan, wanneer je bijvoorbeeld met een peuter spreekt. Door automatisch kortere zinnen en makkelijkere woorden. 
  • Bij coderen hoort ook: correcte manier van aanspreken. Bijvoorbeeld 'u' aan ouderen te zeggen. 

Slide 9 - Tekstslide

Lindsey werkt op een BSO, Laura is haar collega. Lindsey vindt Laura maar een sloddervos. Zij laat alles slingeren. Ze wil Laura laten weten dat zijn slordigheid haar hindert. Deze boodschap kan ze op verschillende manieren coderen. Wat zou Lindsey kunnen zeggen:

Slide 10 - Open vraag

Decoderen van de boodschap
Wanneer de ontvanger de boodschap ontvangt, zal hij deze gaan decoderen. 
- Decoderen is het ontcijferen van de boodschap.
Waarom? 
- Je geeft er een betekenis aan.
- Je probeert vast te stellen wat die ander precies bedoelt. 

Slide 11 - Tekstslide

Casus
Leyla werkt op een Kinderdagverblijf. Daar begeleidt ze Amina. Amina is bijna vier jaar oud en bezoekt het Kinderdagverblijf regelmatig. Omdat Amina binnenkort naar de basisschool gaat, is hij gestart met zindelijkheidstraining. Vandaag zit zij lekker op de bank met een auto te spelen en heeft het prima naar zijn zin. 
Leyla denkt dat het tijd is om haar naar het toilet te begeleiden, maar wanneer ze haar roept, zegt Amina: 'Nee hoor, ik hoef niet te plassen, ik blijf spelen'. 

Slide 12 - Tekstslide

Nu is het de taak van Leyla om deze boodschap te decoderen. Wat zegt Amina nu eigenlijk? Hoeft zij echt niet te plassen en is het dus niet nodig om haar naar het toilet te brengen? Of heeft zij gewoon geen zin te stoppen met spelen?

Slide 13 - Open vraag

Referentiekader
Je waarden, normen, ideeën en je gewoonten hebben invloed op je codering en decodering. 
Het geheel van deze waarden, normen, ideeën en gewoontes heet je referentiekader.
- Dit wordt gevormd door datgeen wat je in het leven hebt meegemaakt. 
- Je referentiekader wordt meer beïnvloed door je opvoeding, leefsituatie, werk, media, vrienden of de manier waarop je geleerd hebt om met anderen om te gaan.

Referentiekader = bepalend voor coderen en decoderen. 

Bijvoorbeeld: In de opvoeding van Marwa hoor je altijd de ouderen met u aan te spreken. 

Slide 14 - Tekstslide

Welke antwoord is onjuist?
A
de ontvanger kan één persoon zijn, maar ook een groep
B
De gene die communiceert is de zender
C
Wanneer de ontvanger de boodschap ontvangt, zal hij deze gaan decoderen
D
Alle antwoorden zijn onjuist!

Slide 15 - Quizvraag