Hoofdstuk 5 Werkt dat zo?

Hoofdstuk 5 Is er werk voor jou?

5.1 Wat levert werken op? + 5.2 Waar wil je werken?

&
5.3 Ben je actief op de arbeidsmarkt? + 5.4 Als je zonder werk zit

1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5 Is er werk voor jou?

5.1 Wat levert werken op? + 5.2 Waar wil je werken?

&
5.3 Ben je actief op de arbeidsmarkt? + 5.4 Als je zonder werk zit

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 5.1 
Wat levert werken op?

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je leert in deze les:
  • Hoe je je nettoloon kunt berekenen
  • wat een cao is
  • wat het verschil is tussen wit, grijs en zwart werk,
  • wat het wettelijke minimumloon is en voor wie het bedoeld is. 

Slide 3 - Tekstslide

Arbeidsovereenkomst
Ook wel genoemd arbeidscontract. 
Hier staat in:
  • Wat voor werk ga je doen
  • Arbeidsvoorwaarden oa:
  • Hoeveel uur ga je per week werken
  • Wat is je loon
  • Hoeveel vakantiedagen heb je recht op.

Slide 4 - Tekstslide

CAO = Collectieve Arbeids Overeenkomst
In de cao staan afspraken die gelden voor iedereen in één bedrijfstak.

Een bedrijfstak is een groep bedrijven van gelijke soort. 

Bijvoorbeeld horeca, bouw of gezondheidszorg.

Slide 5 - Tekstslide

Nettoloon berekenen
Je berekent het nettoloon op de volgende manier:

Brutoloon - (loonbelasting+sociale premies) = Nettoloon

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Mevrouw Meijerink verdient €1995,- bruto per maand. De loonbelasting bedraagt €145,50 en de sociale premies €35,20. Bereken haar nettoloon.
A
€1815,-
B
€2175,70
C
€1814,30
D
€1849,50

Slide 8 - Quizvraag

Het nettoloon van de heer Roeberts is €2995,- De loonbelasting bedraagt €184,50 en de sociale premies €95,95. Bereken het brutoloon van de heer Roeberts.
A
€2714,55
B
€3275,45
C
€2810,50
D
€3275,50

Slide 9 - Quizvraag

Wit, grijs en zwart werk
Wit werk: 
     Betaald werk waarop belasting en sociale premies wordt ingehouden.


Grijs werk:
     Onbetaald werk zoals het opruimen van je kamer en vrijwilligerswerk.

Zwart werk:
     Betaald werk waarover je geen belasting of sociale premies betaalt.
     Zwart werk is strafbaar.




Slide 10 - Tekstslide

Minimumloon
Minimumloon = brutoloon dat je vanaf 21 jaar minimaal MOET                                        verdienen in een voltijdbaan
                               --> wettelijk bepaald

Voltijdbaan = Je werkt 36 tot 40 uur per week (fulltime)

Tussen 15 en 21 jaar = minimumjeugdloon (% van minimumloon)

Slide 11 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk 
timer
10:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig alle opgave van par 5.1 op bladzijde 130 t/m 133. 

Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Docent

De eerste 10 minuten werk je in stilte.
Klaar? Meld je bij de docent.

samenvatting paragraaf 1
leer de begrippen paragraaf 1

Slide 12 - Tekstslide

Paragraaf 5.2 
Een eigen bedrijf

Slide 13 - Tekstslide

Arbeidsmotieven
  • = redenen om te werken.

Slide 14 - Tekstslide

Noem de 4 arbeidsmotieven uit het boek:

Slide 15 - Tekstslide

Ondernemingsvormen

  • ZZP (Zelfstandige zonder personeel)
  • Eenmanszaak
  • VOF (Vennootschap Onder Firma
  • BV en NV

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Wat is geen kenmerk van een eenmanszaak?
A
Een eigenaar
B
Personeel in dienst
C
Aansprakelijk met privé vermogen
D
De winst heet Dividend

Slide 18 - Quizvraag

Eenmanszaak
VOF
BV en NV
ZZP
Eén eigenaar
De eigenaren heten firmanten
De directeur is een werknemer
Niet aansprakelijk met privévermogen
Bedrijf is eigendom van aandeelhouders.
Geen personeel

Slide 19 - Sleepvraag

Productiesectoren
Primaire sector - Landbouwsector
Secundaire sector - Industriesector
Tertiaire sector - Commerciële dienstverlening
Quartaire sector - Niet-commerciële dienstverlening

Slide 20 - Tekstslide

Productiesectoren
Bij de volgende vraag is het de bedoeling dat je de juiste productiesector bij het juist plaatje zet. 

Slide 21 - Tekstslide

Tertiaire sector
Quartaire sector
Primaire sector
Secundaire sector

Slide 22 - Sleepvraag

Productiesectoren
Sleep de juiste bedrijfstakken naar de juiste productiesector

Slide 23 - Tekstslide

Gezondheidszorg
Onderwijs
Landbouw
Transportbedrijven
Visserij
Banken
Bouw

Slide 24 - Sleepvraag

Paragraaf 5.3
Actief op de arbeidsmarkt?

Slide 25 - Tekstslide

Vraag naar arbeid

De vraag naar arbeid is het totaal aantal beschikbare banen: de al bezette banen plus de nog niet bezette banen (de vacatures).

De vraag naar arbeid komt van de bedrijven en van de overheid. 

We noemen de vraag naar arbeid ook wel de 
werkgelegenheid.

Slide 26 - Tekstslide

Aanbod van arbeid
Het aanbod van arbeid noem je ook wel de:

Beroepsbevolking:


Dat is iedereen van 15 tot de pensioenleeftijd die werkt of werkloos is.

Slide 27 - Tekstslide

Deel van het geheel
Deel : geheel x 100

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Algemene wet gelijke behandeling

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Arbeidsparticipatie
Ook wel genoemd arbeidsdeelname.
Het percentage van de bevolking dat tot de beroepsbevolking behoort.

Slide 32 - Tekstslide

Werken in de formele sector
Betaald werk waarover je belastingen en premies betaaldd is werk in de formele sector. Dit wordt ook wel wit werk genoemd.

Slide 33 - Tekstslide

Werken in de informele sector
  • Onbetaald werk is werk in de informele sector. Bijvoorbeeld vrijwilligerswerk of werken in je eigen huishouding. Dit wordt ook wel grijs werk genoemd.

  • Betaald werk dat niet geregistreerd is. Hierover betaal je geen belasting en sociale premies en wordt ook wel zwart werk genoemd.

Slide 34 - Tekstslide


Paragraaf 5.4
Zonder werk?

Slide 35 - Tekstslide

WW-uitkering
Uitkering volgens de Werkloosheids Wet.
Je moet je inschrijven bij het UWV (Uitkeringsinstituut WerknemersVerzekeringen)

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Welk antwoord hoort niet bij ww-uitkering?
A
Ontslag door eigen schuld
B
36 weken voor ontslag 26 weken in loondienst geweest.
C
UWV
D
Eerste twee maanden 75% van brutoloon

Slide 38 - Quizvraag

Geregistreerde werkloosheid
Als je bent ingeschreven bij het UWV nadat je werkloos bent geworden dan tel je mee in de geregistreerde werkloosheid.

Slide 39 - Tekstslide

Verborgen werkloosheid
Als jij je niet ingschrijft bij het UWV, bijvoorbeeld omdat je geen recht hebt op een ww-uitkering dan heet dat verborgen werkloosheid.

Slide 40 - Tekstslide

Er zijn twee soorten werkloosheid, verstopte en geregistreerde werkloosheid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 41 - Quizvraag

Soorten werkloosheid

1. Conjuncturele werkloosheid.
2. Structurele werkloosheid.
3. Seizoenwerkloosheid.
4. Regionale werkloosheid.
5. Frictiewerkloosheid.

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Video

Wanneer het werk wordt overgenomen door een machine is dit ...
A
structurele werkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
frictie werkloosheid
D
regionale werkloosheid

Slide 44 - Quizvraag

Van welk soort werkloosheid is sprake?
"Tijdens perioden van crisis"
A
Regionale werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
Seizoenswerkloosheid
D
Conjuncturele werkloosheid

Slide 45 - Quizvraag

Van welk soort werkloosheid is sprake? "Als mensen net van school komen of net ontslagen zijn"....
A
Structurele werkloosheid
B
Conjuncturele werkloosheid
C
Frictiewerkloosheid
D
Regionale werkloosheid

Slide 46 - Quizvraag

Van welk soort werkloosheid is sprake? "In Overijssel is meer werkloosheid dan gemiddeld in het land".......
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Frictiewerkloosheid
C
Seizoenswerkloosheid
D
Regionale werkloosheid

Slide 47 - Quizvraag

Heb je vragen neem dan via de chat van teams contact met me op!

Slide 48 - Tekstslide