5.2 Waar wil je werken ?

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?

  • Leerdoelen 5.2
  • instructie paragraaf 5.2
  • aan het werk met 5.2
  • hebben we onze lesdoelen gehaald?
  • Afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Inhoud:

  • 5.1  Wat levert werken op?
  • 5.2  Waar wil je werken?
  • 5.3  Ben jij actief op de arbeidsmarkt?
  • 5.4 Als je zonder werk zit.

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen voor vandaag:
Na deze les weet ik ...
  1. welke arbeidsmotieven je kunt hebben
  2. welke productiesectoren er zijn
  3. wat arbeidsverdeling is
  4. wat een zzp’er is

Slide 6 - Tekstslide

Werk?
waar denk jij dan aan?

Slide 7 - Woordweb

In je arbeidsovereenkomst staat:
A
Loonschalen
B
Regels over opzegtermijn.
C
Hoeveel uur je werkt.
D
Hoeveel dagen vrij bij een huwelijk.

Slide 8 - Quizvraag

Redenen om te werken
Redenen om te werken noem je arbeidsmotieven.
Je kunt verschillende redenen hebben om te werken:
  • geld verdienen
  • nuttig en zinvol bezig zijn
  • werken levert contacten op
  • een baan geeft regelmaat aan je leven
  • nieuwe dingen leren



Slide 9 - Tekstslide

Geschoold of ongeschoold
Voor geschoold werk
*heb je een beroepsopleiding nodig


Voor ongeschoold werk
*heb je geen beroepsopleiding nodig


Slide 10 - Tekstslide

Productie en arbeid kun je in verschillende
productiesectoren indelen:






quartaire sector
quartaire sector
niet-commerciële dienstverlening (zoals onderwijs)
tertiaire sector
commerciële dienstverlening (zoals winkels
secundaire sector
industrie, bouw, ambachten (bakker, slager)
primaire sector
landbouw, visserij, winning van grondstoffen

Slide 11 - Tekstslide

Ieder zijn eigen taak
  • In een bedrijf zijn de taken verdeeld.
  • Zo doet iedereen waar hij / zij goed in is.                             Dit heet arbeidsverdeling.
  • Taken kunnen verdeeld worden in bijvoorbeeld:
  • leidinggevend werk
  • uitvoerend werk


Slide 12 - Tekstslide


Je kunt in loondienst werken, maar ook als zelfstandig ondernemer.
  • Een ondernemer verdient zijn inkomen met een eigen bedrijf.
  • Ondernemers starten vaak als zzp’er (zelfstandige zonder personeel).
  • Een zzp’er heeft meestal een eenmanszaak.
 
In een eenmanszaak:
  • Is er één eigenaar
  • kan personeel werken
  • moet de eigenaar schulden met privégeld aflossen


Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Zelf aan de slag


Gebruik de rest van de les om 
de opdrachten van 5.2 te maken !!
3

Slide 15 - Tekstslide

En tot de volgende les!

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Mevrouw Meijerink verdient €1995,- bruto per maand. De loonbelasting bedraagt €145,50 en de sociale premies €35,20. Bereken haar nettoloon.
A
€1815,-
B
€2175,70
C
€1814,30
D
€1849,50

Slide 19 - Quizvraag

Het nettoloon van de heer Roeberts is €2995,- De loonbelasting bedraagt €184,50 en de sociale premies €95,95. Bereken het brutoloon van de heer Roeberts.
A
€2714,55
B
€3275,45
C
€2810,50
D
€3275,50

Slide 20 - Quizvraag

Paragraaf 5.2 
Een eigen bedrijf

Slide 21 - Tekstslide

Vraag naar arbeid

De vraag naar arbeid is het totaal aantal beschikbare banen: de al bezette banen plus de nog niet bezette banen (de vacatures).

De vraag naar arbeid komt van de bedrijven en van de overheid. 

We noemen de vraag naar arbeid ook wel de 
werkgelegenheid.

Slide 22 - Tekstslide

Aanbod van arbeid
Het aanbod van arbeid noem je ook wel de:

Beroepsbevolking:


Dat is iedereen van 15 tot de pensioenleeftijd die werkt of werkloos is.

Slide 23 - Tekstslide

Deel van het geheel
Deel : geheel x 100

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Algemene wet gelijke behandeling

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Arbeidsparticipatie
Ook wel genoemd arbeidsdeelname.
Het percentage van de bevolking dat tot de beroepsbevolking behoort.

Slide 28 - Tekstslide

Werken in de formele sector
Betaald werk waarover je belastingen en premies betaaldd is werk in de formele sector. Dit wordt ook wel wit werk genoemd.

Slide 29 - Tekstslide

Werken in de informele sector
  • Onbetaald werk is werk in de informele sector. Bijvoorbeeld vrijwilligerswerk of werken in je eigen huishouding. Dit wordt ook wel grijs werk genoemd.

  • Betaald werk dat niet geregistreerd is. Hierover betaal je geen belasting en sociale premies en wordt ook wel zwart werk genoemd.

Slide 30 - Tekstslide


Paragraaf 5.4
Zonder werk?

Slide 31 - Tekstslide

WW-uitkering
Uitkering volgens de Werkloosheids Wet.
Je moet je inschrijven bij het UWV (Uitkeringsinstituut WerknemersVerzekeringen)

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Welk antwoord hoort niet bij ww-uitkering?
A
Ontslag door eigen schuld
B
36 weken voor ontslag 26 weken in loondienst geweest.
C
UWV
D
Eerste twee maanden 75% van brutoloon

Slide 34 - Quizvraag

Geregistreerde werkloosheid
Als je bent ingeschreven bij het UWV nadat je werkloos bent geworden dan tel je mee in de geregistreerde werkloosheid.

Slide 35 - Tekstslide

Verborgen werkloosheid
Als jij je niet ingschrijft bij het UWV, bijvoorbeeld omdat je geen recht hebt op een ww-uitkering dan heet dat verborgen werkloosheid.

Slide 36 - Tekstslide

Er zijn twee soorten werkloosheid, verstopte en geregistreerde werkloosheid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 37 - Quizvraag

Soorten werkloosheid

1. Conjuncturele werkloosheid.
2. Structurele werkloosheid.
3. Seizoenwerkloosheid.
4. Regionale werkloosheid.
5. Frictiewerkloosheid.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Wanneer het werk wordt overgenomen door een machine is dit ...
A
structurele werkloosheid
B
conjuncturele werkloosheid
C
frictie werkloosheid
D
regionale werkloosheid

Slide 40 - Quizvraag

Van welk soort werkloosheid is sprake?
"Tijdens perioden van crisis"
A
Regionale werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
Seizoenswerkloosheid
D
Conjuncturele werkloosheid

Slide 41 - Quizvraag

Van welk soort werkloosheid is sprake? "Als mensen net van school komen of net ontslagen zijn"....
A
Structurele werkloosheid
B
Conjuncturele werkloosheid
C
Frictiewerkloosheid
D
Regionale werkloosheid

Slide 42 - Quizvraag

Van welk soort werkloosheid is sprake? "In Overijssel is meer werkloosheid dan gemiddeld in het land".......
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Frictiewerkloosheid
C
Seizoenswerkloosheid
D
Regionale werkloosheid

Slide 43 - Quizvraag