Grammatik Quiz Kapitel 5 2vbp
1 / 19
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Ich habe (geen).. Hunger (m).
A
kein
B
keine
C
keinen
D
keinem
Slide 2 - Quizvraag
Ich gebe (de) ... Mutter Blumen.
A
der
B
die
C
dem
D
eine
Slide 3 - Quizvraag
Warst du schon bei (de).. Tante?
A
die
B
den
C
dem
D
der
Slide 4 - Quizvraag
Ich laufe um (het).. Haus (o).
A
dem
B
das
C
der
D
die
Slide 5 - Quizvraag
Habt ihr auch (een) .. Hund (m)?
A
ein
B
einen
C
eine
D
einem
Slide 6 - Quizvraag
Slide 7 - Tekstslide
Ich habe mit (jou).. für die Prüfung gelernt.
A
du
B
dir
C
dich
Slide 8 - Quizvraag
(Jullie) kommt nächste Woche an.
A
Ihr
B
Euch
Slide 9 - Quizvraag
Er hat mit (mij) zu Abend gegessen.
A
ich
B
mir
C
mich
Slide 10 - Quizvraag
(Hij) will kein Fleisch mehr essen.
A
Er
B
Ihm
C
Ihn
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Vul de goede vorm in: (dick) Künstler Süßtoff macht .... als Zucker.
Slide 13 - Open vraag
(schwer) Mein Koffer ist .... als dein Koffer.
Slide 14 - Open vraag
(schön) Welche der Inseln ist ....? Vul de overtreffende trap in.
Slide 15 - Open vraag
(spät) Er kam .... als wir nach Hause.
Slide 16 - Open vraag
(teuer) Die Produkte in diesem Supermarkt sind am ....
Slide 17 - Open vraag
Wat zijn de vergrotende en overtreffende trap van: 'gut'
Slide 18 - Open vraag
Wat zijn de vergrotende en overtreffende trap van: 'viel' -
