8.1 Bloed

Paragraaf 8.1 Bloed
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 8.1 Bloed

Slide 1 - Tekstslide

Programma

  • Nieuwe stof 8.1 'Bloed'
  • Bestanddelen bloed
  • Vervoeren van stoffen
  • Inspanning
  • Aan de slag/huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kan uitleggen waar bloed uit bestaat.
  • Je kan uitleggen hoe bloed stoffen vervoert.
  • Je kan uitleggen wat er verandert bij inspanning van je lichaam.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Waaruit bestaat bloed?
  • Bloedplasma
  • Bloedcellen

Bloedcellen zijn:
  • Rode bloedcellen
  • Witte bloedcellen
  • Bloedplaatjes

Slide 5 - Tekstslide

Rode bloedcellen
  • Vervoeren zuurstof door je lichaam
  • Zuurstof hecht vast aan hemoglobine
  • Hemoglobine is een rode kleurstof in de rode bloedcellen

Slide 6 - Tekstslide

Witte bloedcellen
  • Bestrijden ziekteverwekkers        
  • Witte bloedcellen type 1:      Eten de ziekteverwekkers op (vreetcellen)
  • Witte bloedcellen type 2:    Maken afweerstoffen (antistoffen)

Slide 7 - Tekstslide

Type 1
Type 2

Slide 8 - Tekstslide

0

Slide 9 - Video

Bloedplaatjes
  • Zorgen dat wondjes dichtgaan
Hoe dan?

1. Bloedplaatjes gaan stuk (au!)
2. Er komt een stof uit de bloedplaatjes
3. Fibrinogeen verandert in fibrinedraden.
4. Er ontstaat een netwerk van fibrinedraden
5. Rode bloedcellen blijven vastzitten en verstoppen de wond.

Slide 10 - Tekstslide

Bloedstolling

Slide 11 - Tekstslide

Rode beenmerg
  • Bloedcellen zijn na een paar maanden versleten
  • Je lichaam maakt dus constant nieuwe bloedcellen aan
  • Dit gebeurt in het rode beenmerg

Slide 12 - Tekstslide

Hoe noemen we de gelige vloeistof in het bloed?

Slide 13 - Open vraag

Wat is de taak van rode bloedcellen?

Slide 14 - Open vraag

Op welke 2 manieren kunnen witte bloedcellen ziekteverwekkers bestrijden?

Slide 15 - Open vraag

Welk woord hoort bij "bloedplaatjes"?
A
Zuurstof
B
Bloedstolling
C
Antistoffen
D
Hemoglobine

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Video

Maak nu opdr. 4, 6, 8, 10 en 11 (8.1)

Slide 18 - Tekstslide

Hoe vervoert het bloed stoffen?
Je bloed neemt stoffen op, vervoert die stoffen, en geeft ze ergens anders weer af.

Opname en afgifte van stoffen gebeurt in heel dunne bloedvaatjes: de haarvaten.

Slide 19 - Tekstslide

Transport via bloedplasma
Het bloedplasma vervoert bijna alle stoffen in je lichaam.
De stoffen zijn opgelost in het bloedplasma, net als suiker in thee.
Voorbeelden: Glucosedeeltjes, vitaminen, mineralen, hormonen, antistoffen en afvalstoffen (zoals koolstofdioxide = CO2)

Slide 20 - Tekstslide

Transport via rode bloedcellen

Rode bloedcellen vervoeren zuurstof.
Dit gebeurt met behulp van hemoglobine
Zuurstof bindt zich vast aan de hemoglobine en laat ergens anders weer los.


Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Bloedarmoede
  • Rode bloedcellen bevatten te weinig hemoglobine.
  • Je wordt snel moe, want er kan minder zuurstof vervoerd worden.
  • Organen krijgen dus minder zuurstof.

  • Bloedarmoede kan ontstaan door een tekort aan ijzer.

Slide 24 - Tekstslide

Maak nu opdr. 14, 18, 19 en 20

Slide 25 - Tekstslide

Wat verandert er bij inspanning?
  • Tijdens het sporten werken allerlei organen sneller.
  • Hiervoor is meer energie nodig.
  • Om meer energie te krijgen is er meer verbranding nodig.

Slide 26 - Tekstslide

Verbranding

Slide 27 - Tekstslide

Formule verbranding
Zeer belangrijk!

Slide 28 - Tekstslide

Voldoende glucose
Tijdens het sporten gaat het glucosegehalte in het bloed omlaag.

Aanvullen vanuit de 'reserves' namelijk: glycogeen.
Hormonen: Adrenaline & Glucagon zetten het glycogeen om in glucose.

Slide 29 - Tekstslide

Voldoende zuurstof
  • Ook zuurstof heb je meer nodig tijdens het sporten.

  • Zuurstof vul je aan door tijdens het sporten sneller te ademen.

  • Ook je hart gaat sneller kloppen, waardoor je bloed sneller gaat stromen.

  • Als het bloed sneller stroomt, krijgen de spieren sneller meer zuurstof.

Slide 30 - Tekstslide

Huiswerk
* Maken 8.1
* Voorbereiden toets Thema 7

Slide 31 - Tekstslide