11.5-1 De nieren V5 2223

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 11.5 De nieren deel 1
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 40 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 11.5 De nieren deel 1

Slide 1 - Tekstslide

Doel en begrippen 11.5
Je leert de anatomie van je nieren
Je leert hoe je nieren stoffen uitscheiden

Slide 2 - Tekstslide

Functie van de nieren
Uit het lichaam (bloed) verwijderen van afvalstoffen (zoals ureum), overtollige zouten, overtollig water en lichaamsvreemde stoffen (afbraakproducten van medicijnen).

Slide 3 - Tekstslide

Bouw van de nieren
In de buikholte, bloedtoevoer door de nierslagader, afvoer door de nierader.
Urineleiders voeren
aangemaakte urine
af naar blaas
Blaas voert urine af
door de urinebuis/ plasbuis


Slide 4 - Tekstslide

Bouw van de nieren
Nier bestaat uit nierschors, 
niermerg en nierbekken.

Een functionele eenheid 
van een nier heet nefron.



Slide 5 - Tekstslide

Bouw van de nieren
Je hebt in elke nier 1,3*106
nefronen.
Nefron begint in de schors, 
lus naar het merg, terug naar
de schors en dan richting 
nierbekken.




Slide 6 - Tekstslide

Secundair actief transport
Wanneer het transport
afhankelijk is van een
investering van 
energie elders
(glucose) heet dit ook
wel secundair actief
transport.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

BINAS 85C

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Kapsel van Bowman/ glomerulus
In het kapsel van Bowman wordt een deel van het bloedplasma uit de bloedvaten geperst. 

-> voorurine (180 l per dag)

Afvoer via nierbuisje




Slide 12 - Tekstslide

Kapsel van Bowman/ glomerulus
De bloedvaten in het kapsel van Bowman zijn sterk vertakt: glomerulus.

De bloedvatwanden hebben hier poriën-> er kan in korte tijd veel bloedplasma door.

Slide 13 - Tekstslide

Kapsel van Bowman/ glomerulus
Extra hoge bloeddruk in de glomerulus door verschil diameter tussen aan- en afvoerend slagadertje -> ultrafiltratie


Slide 14 - Tekstslide

Kapsel van Bowman/ glomerulus
In het filtraat/ de voorurine zitten: water, glucose en andere voedingsstoffen, zouten, ureum, andere afvalstoffen.

Bloedcellen, bloedplaatjes, plasma-eiwitten, micellen blijven in het bloed.

Slide 15 - Tekstslide

Voorurine -> urine
In het filtraat/ de voorurine zitten: water, glucose, zouten, ureum, andere afvalstoffen.

1. Glucose en andere voedingsstoffen moet weer terug in de bloedbaan.
2. Water en zouten moeten deels weer terug in de bloedbaan.
3. Ureum en andere afvalstoffen moeten in de voorurine blijven.
4. Extra H+ ionen moeten naar de voorurine (om te voorkomen dat bloed te zuur wordt)

Slide 16 - Tekstslide

Vormen van transport in nieren
Gefaciliteerd transport: via eiwitpoorten.
passief: kost geen energie (ATP)
actief: kost energie (ATP)

Osmose: passief transport van water als gevolg van osmotische druk/ verschil in osmotische waarde (= hoeveelheid opgeloste stoffen).




Slide 17 - Tekstslide

Osmotische waarde in de nier
Laag in de nierschors 
(ongeveer gelijk aan 
bloedplasma en 
weefselvloeistof)
Hoog het het niermerg

Slide 18 - Tekstslide

Vormen van transport in nieren
Cotransport: meerdere stoffen door dezelfde poort, gecombineerd.
Symport: dezelfde kant op
Antiport: verschillende kanten op


Slide 19 - Tekstslide

Eerste gekronkelde nierbuisje
Wat zie je in de BINAS?

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Eerste gekronkelde nierbuisje
Glucose, aminozuren, vitamines, hormonen, K+, Na+ en Cl- worden mbv (actief) transport weer terug het bloed in gepompt (terugresorptie/ reabsorptie)

Water volgt door osmose (80%). Ook (colloid) osmotische druk (bloedeiwitten)


Slide 22 - Tekstslide

Eerste gekronkelde nierbuisje
Cellen van de nierwand geven NH3 af, dit vormt in de voorurine NH4+ (met een H+ ion) wat  dan niet meer terug kan -> bloed minder zuur maken.


Slide 23 - Tekstslide

Lis van Henle (dalend)
Wat zie je in de BINAS?


Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Lis van Henle (dalend)
Cellen in dit deel bevatten veel waterkanalen en geen transportkanalen voor andere stoffen.
Osmose zorgt voor terugresorptie water in de weefselvloeistof
.
Hoe dieper in het niermerg, hoe hoger de osmotische waarde van de omgeving.



Slide 26 - Tekstslide

Lis van Henle (stijgend)
Wat zie je in de BINAS?




Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Lis van Henle (stijgend)
Dun deel: passief transport Na+ en Cl-  naar buiten: osmotische waarde weefselvloeistof stijgt.
In dit deel wordt ook ureum uit de weefselvloeistof gehaald.

Dikke deel: actief transport van Na+ en Cl-.
Géén transport van water!




Slide 29 - Tekstslide

Tweede gekronkelde nierbuisje
Wat zie je in de BINAS?








Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Tweede gekronkelde nierbuisje
Actief transport van 2K+ naar binnen (ín de voorurine), 3Na+ naar buiten (naar weefsel/ bloed).









Slide 32 - Tekstslide

Tweede gekronkelde nierbuisje
Water volgt door osmose.

Opname H+ in voorurine en afgifte van HCO3- reguleren pH van het bloed







Slide 33 - Tekstslide

Verzamelbuisje
Wat zie je in de BINAS?

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Verzamelbuisje
Waterkanalen zorgen voor terugstromen water in het bloed.

Door de osmotische gradient blijft dit gebeuren van schors tot merg.

Slide 36 - Tekstslide

Verzamelbuisje
Onderste deel is permeabel voor ureum. Hierdoor wordt de osmotische waarde van het niermerg hoog gehouden.

Actieve uitscheiding van NaCl
-> osmotische waarde weefselvloeistof stijgt: terugresorptie van water agv osmose


Slide 37 - Tekstslide

Doel 11.5
Je hebt  de anatomie van je nieren geleerd
Je hebt geleerd hoe je nieren stoffen uitscheiden

BINAS 85A Nieren
BINAS 85B Samenstelling bloedplasma en urine
BINAS 85C Niereenheid/ nefron


Slide 38 - Tekstslide

Begrippen 11.5
voorurine, nierschors, niermerg, nierschors, urineleider, urineblaas, urinebuis, nefronen, glomerulus, kapsel van Bowman, ultrafiltratie, gekronkelde nierbuisje, lis van Henle, verzamelbuisje, terugresorptie, colloïd osmotische waarde waterkanalen

Slide 39 - Tekstslide

Huiswerk
Doorlezen Paragraaf 11.5
 Maken opdracht 1, 3, 4, 5, 7

Slide 40 - Tekstslide