- De
dikgedrukte woorden naast de tekst zijn basiswoorden.
- Deze komen regelmatig terug in teksten en opdrachten.
- De overige woorden heb je alleen voor deze tekst nodig.
- Bij sommige zelfstandige naamwoorden staan twee vormen: de eerste vorm is het enkelvoud, de tweede het meervoud.
- voorbeeld: flumen = rivier, flumina = rivieren