In deze les zitten 18 slides, met tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 20 min
Onderdelen in deze les
de winkel
Slide 1 - Tekstslide
lesdoel
Ik leer 12 woorden die met
geld en winkelen
te maken hebben.
Slide 2 - Tekstslide
luister goed
Onderstreep de woorden in het verhaal die met geld en winkelen te maken hebben.
Slide 3 - Tekstslide
aanschaffen
werkwoord: dat betekent:
iets kopen
Binnenkort schaf ik nieuwe slippers aan. Die heb ik nodig als het mooi weer is.
Slide 4 - Tekstslide
het antiek
oude voorwerpen die meestal veel geld waard zijn
Deze antieke klok is van mijn overgrootouders geweest. Die heeft mijn oom geërfd en is wel meer dan € 1000,- waard.
Slide 5 - Tekstslide
de kost verdienen
geld verdienen om van te leven
Ik verdien de kost door te werken als leerkracht op een basisschool. Hoe verdienen jouw ouders de kost?
Slide 6 - Tekstslide
de edelsteen
een mooie en dure steen, bijvoorbeeld een diamant
In veel sieraden worden edelstenen gebruikt. De diamant is de duurste en hardste edelsteen die je kunt kopen.
Slide 7 - Tekstslide
handelen
iets kopen en verkopen
Mijn oom is handelaar. Hij handelt in kaas. Hij staat op de markt. Hij koopt kaas in bij de boer en verkoopt dit op de markt aan mensen.
Slide 8 - Tekstslide
inslaan
veel spullen tegelijk kopen
Tijdens de eerste lockdown gingen de mensen heel veel spullen, zoals wc-papier inslaan. Zij waren bang dat er straks niks meer was.
Slide 9 - Tekstslide
de juwelier
iemand met een winkel waar je sieraden kunt kopen
Als je sieraden met edelstenen, mooie kettingen of mooie horloges wilt kopen ga je naar de juwelier.
Slide 10 - Tekstslide
de overschrijving
het bedrag dat van de ene bankrekening afgaat en er bij een andere bankrekening bijkomt
Als ik iets online koop moet ik dat bedrag aan de verkoper betalen. Dat doe ik met een overschrijving. Ik maak via mijn bank het bedrag naar de verkoper.
Slide 11 - Tekstslide
het statiegeld
extra geld dat je moet betalen voor flessen of kratten en dat je terugkrijgt als je ze leeg terugbrengt naar de winkel
Gooi plasticflessen nooit zomaar weg. Lever ze in bij de supermarkt en je krijg €0,25 per lege fles. Dat is het statiegeld.
Slide 12 - Tekstslide
het warenhuis
een grote winkel in een groot gebouw waar je veel verschillende spullen kunt kopen
Het bekendste warenhuis in Nederland is de HEMA. Daar kun je val alles kopen; schoonmaakmiddelen, kleding, taarten en nog veel meer.
Slide 13 - Tekstslide
de winkeldiefstal
als iets gestolen wordt uit een winkel.
Als je wordt betrapt op een winkeldiefstal heeft dat grote gevolgen.
Slide 14 - Tekstslide
de zakkenroller
een dief die spullen uit zakken en tassen steelt
Vaak heb je niet in de gaten dan een zakkenroller jouw portemonnee steelt. Een zakkenroller is vingervlug.