63. TAAL ACTIE Blok 8 week 2 Les 6a geld en winkelen

LESDOEL
Ik leer twaalf woorden die met geld en winkelen te maken hebben.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

LESDOEL
Ik leer twaalf woorden die met geld en winkelen te maken hebben.

Slide 1 - Tekstslide

Waar denk jij aan bij het woord:
de handel

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

de belasting
Geld dat iemand die werkt moet betalen aan de overheid.

De overheid gebruikt dit  geld om bijvoorbeeld scholen te bouwen.

Iedereen moet belasting betalen.

Slide 4 - Tekstslide

de boetiek
Een kleine winkel met  bijzondere spullen.


In een kleine boetiek met woonartikelen heb ik een bijzondere lamp gekocht.

Slide 5 - Tekstslide

de detailhandel
Winkels die aan mensen verkopen en niet aan bedrijven.
De kaasboer is ook een detailhandel.Welke detailhandel ken jij?

Slide 6 - Tekstslide

economisch
Alles wat met geld, handel en  industrie te maken heeft in een land.




Gaat het op dit moment economisch goed in Nederland?

Slide 7 - Tekstslide

exporteren
Spullen verkopen aan het buitenland en ze daar brengen.
 




Ik exporteer
Ik exporteerde
Ik heb geëxporteerd
Nederland exporteert veel zuivel aan het buitenland.
Wij exporteren dus veel kaas, melk, boter en yoghurt.

Slide 8 - Tekstslide

handelen in iets 
Een product kopen en weer  verkopen.



Mijn oom handelt in antiek. Hij koopt oude spullen van mensen en verkoopt die spullen dan in zijn winkel.

Slide 9 - Tekstslide

importeren
Spullen kopen van het buitenland.
Nederland importeert spullen die in Nederland niet voorkomen.
Ik importeer
Ik importeerde
Ik heb geïmporteerd
Kiwi's en avocado's worden bijvoorbeeld geïmporteerd.

Slide 10 - Tekstslide

de keten
Een aantal  winkels die samenwerken.
Vroeger werkte ik in de vakantie bij een keten. Ik werkte in het retsaurant van de HEMA.

Slide 11 - Tekstslide

het magazijn
Een ruimte waarin de voorraad van een  winkel of fabriek ligt.

Als iets niet in mijn maat in de winkel ligt, kijkt de verkoper in het magazijn.

Slide 12 - Tekstslide

op de markt brengen
Iets aanbieden om te  verkopen.
Als er iets nieuws wordt verzonnen moet je dat op de markt brengen. Zoals Apple ooit deed bij de eerste Iphone

Slide 13 - Tekstslide

overschot
Dat wat er over of te veel is.
In supermartken hebben ze altijd enorme overschotten. Deze worden altijd weggegooid en dat is zonde.

Slide 14 - Tekstslide

tekort
Wat je nodig hebt, maar er niet is. 
In veel landen heerst er droogte, dan is er een tekort aan goed drinkwater.

Slide 15 - Tekstslide

TAAL
Thema 8
week 2
opgave 1E

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link