Vergrotende trap, trappen van vergelijking: grand, plus grand, le plus grand
niet: aanwijzend vnw ce/cet/cette/ ces ( wel in taak
Werkwoorden croire, dire, voir, savoir, futur et futur du passé/conditionnel
Phrases clés niet meer
Vocabulaire
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4
In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Révision pour le test, module Paris
Vergrotende trap, trappen van vergelijking: grand, plus grand, le plus grand
niet: aanwijzend vnw ce/cet/cette/ ces ( wel in taak
Werkwoorden croire, dire, voir, savoir, futur et futur du passé/conditionnel
Phrases clés niet meer
Vocabulaire
Slide 1 - Tekstslide
Trappen van vergelijking
bijvnw / plus + bijvnw / le, la, les plus + bijvnw
vrouwelijk+ e / meervoud + s
uitzonderingen bv: bon/ meilleur/ le meilleur
Le Louvre est le musée le plus intéressant de Paris
La cathédrale Notre Dame est plus belle que Notre Dame de la Treille à Lille
Mbappé est le meilleur joueur du championnat
Slide 2 - Tekstslide
Vertaal de vergrotende trap. Hij is groter
Slide 3 - Open vraag
Vertaal : hij is de grootste
Slide 4 - Open vraag
Vertaal: zij is mijn beste vriendin
Slide 5 - Open vraag
Le futur simple
Le futur simple: toekomende tijd (= na de dag van vandaag).
Je gebruikt in het NL zalof zullen+ infinitief (ik zal werken, wij zullen gaan)
VORMING: HEEL WERKWOORD + UITGANGEN AVOIR
-ai, -as, -a, -ons, -ez, -ont
VB: parler - je parlerai regarder - tu regarderas
Let op: bij ww op -re vervalt de laatste -e: vendre - je vendrai
Slide 6 - Tekstslide
Le futur du passé (of: le conditionnel)
Le futur du passé: je gebruikt in het NLzou of zouden + infinitief (bijv. ik zou willen, wij zouden gaan). Wordt vaak gebruikt om beleefdheid uit te drukken of om te zeggen dat iets zou gebeuren, maar niet door kan gaan, of onder een voorwaarde.
VORMING: HEEL WERKWOORD + UITGANGEN IMPARFAIT
-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient
VB: parler - je parlerais regarder - tu regarderais Ook hier vervalt bij ww op -re de laatste -e: vendre - je vendrais
Slide 7 - Tekstslide
Savoir= weten
je sais
tu sais
il sait
nous savons
vous savez
ils savent
Voir= zien
je vois
tu vois
il voit
nous voyons
vous voyez
ils voient
Slide 8 - Tekstslide
savoir= weten
passé composé= j' ai su
imparfait= je savais
futur= je saurai
futur du passé= je saurais
voir= zien
passé composé= j' ai vu
imparfait= je voyais
futur= je verrai
futur du passé= je verrais
Slide 9 - Tekstslide
Dire= zeggen
je dis
tu dis
il dit
nous disons
vous dites
ils disent
Croire= geloven
je crois
tu crois
il croit
nous croyons
vous croyez
ils coient
Slide 10 - Tekstslide
Dire
passé composé= j' ai dit
imparfait= je disais
futur= je dirai
futur du passé= je dirais
Croire
passé composé= j' ai cru
imparfait= je croyais
futur= je croirai
futur du passé= je croirais
Slide 11 - Tekstslide
le bateau-mouche
l'endroit
la vie quotidienne
gratuit
le quai
le bruit
la campagne
à côté de
fatigant
gràce à
car
het feest
bezoeken
zin hebben in
de prijs
de hoofdstad
de wijk
levendig
drinken
maar
Slide 12 - Tekstslide
Aanwijzend voornaamwoord
Vertaling: die, dat of deze
mannelijk enkv= ce
mannelijk enk met klinker/h= cet
vrouwelijk enkv= cette
meervoud= ces
Slide 13 - Tekstslide
Leg uit waarom en geef de betekenis
ce professeur est nouveau
cet animal est gentil
cette église est belle
ces bâtiments sont beaux
Slide 14 - Tekstslide
Oefenen met phrases clés 7 p. 95
Heb je een leuke vakantie gehad?
Wat hebben jullie gedaan?
Zijn er veel musea in Parijs?
Is er korting voor jongeren?
Wat zijn de openingstijden?
Slide 15 - Tekstslide
Réponses
Heb je een leuke vakantie gehad? Tu as passé de bonnes vacances?
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.