dag 1

• NT2
• Basisschool
• Groep 1

Woordenschat

Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Wonen.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

de badkamer

• de ruimte in huis waar je je kunt wassen;
• de ruimte in huis waar je kan douchen;
• Zin: In mijn badkamer is een douche en een bad. 

binnenkort

• snel;
• binnen korte tijd.
• Zin: Ik ga morgen naar Amsterdam. Dat is al binnenkort!

delen

• aan iemand een deel geven;
• iemand deelt iets met een ander persoon;
• werkwoord: ik deel, hij deelt, wij delen;
• zin: De jongen deelt het ijsje met het meisje.

het flatgebouw

• een hoog gebouw met verdiepingen;
• op elke verdieping zijn woningen;
• ander woord: de flat
• Zin: Ik woon met mijn familie in het flatgebouw.

huren

• geld betalen om iets voor een tijdje te kunnen gebruiken;
• tegengestelde: kopen;
• als je iets huurt, moet je het ook weer terug geven.
• zin: Ik huur mijn woning. 

Maak de zin af:
In mijn badkamer staat een...

In welke zin wordt het woord
huren
goed gebruikt?

1. Ik huur een huis. Dit huis is altijd van mij.
2. Ik huur een huis. Dit huis is van mij zolang ik huur betaal.
3. Ik huur een huis. Dit huis is 1 jaar van mij.

Op de foto delen de
mensen een pizza.

1. ja
2. nee

Als iemand zegt: Ik ga binnenkort naar het centrum.
Dan bedoelt deze persoon:

1. Ik ga over een week naar het centrum.
2. Ik ga over een maand naar het centrum.
3. Ik ga over een dag naar het centrum.
4. Ik ga over een jaar naar het centrum.

Mening:
Ik zou graag in een flatgebouw willen wonen.
Leg ook uit waarom wel of waarom niet!

Opdracht: welk woord hoort in de zin?

Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Ik moet snel mijn kamer opruimen. Ik ga ............. verhuizen!

Het is aardig van je dat je je eten wilt .......... met andere mensen.

Ik vind wonen in een ............... leuk. Je hebt altijd veel buren om mee te praten.

Moet jij je mobiel ............... of heb je je mobiel gekocht?

Ik moet van mijn moeder altijd de douche in de ............. droog maken als ik klaar ben.

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.

De woorden: badkamer, binnenkort, delen, het flatgebouw, huren