Samenvatting voor de toets

Samenvatting voor de toets
Dit leren is niet genoeg voor een voldoende, je moet ook oefenen met de opgaven :)
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Samenvatting voor de toets
Dit leren is niet genoeg voor een voldoende, je moet ook oefenen met de opgaven :)

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Waarnemen
Verschijnsel: Een gebeurtenis die je waar kan nemen.
Waarnemen: Iets wat je merkt met je zintuigen, dus ruiken, voelen, proeven, zien of horen. 

Slide 5 - Tekstslide

Veiligheidsregels bij een practicum
• Luister naar je docent en doe wat je docent zegt.
• Niet duwen, trekken of rennen in het lokaal.
• Niet eten of drinken in het lokaal.
• Leg geen tas of andere spullen waar mensen moeten lopen.
• Draag een veiligheidsbril als dat nodig is.
• Bind lang haar in een staart als je met vuur werkt.
• Werk altijd voorzichtig, vooral met scheikundige stoffen.
• Ruik alleen voorzichtig aan onbekende stoffen.
• Proef nooit van stoffen.
• Als er iets fout gaat, moet je meteen je docent waarschuwen.

Slide 6 - Tekstslide

Meetinstrumenten
Meetinstrument = een hulpmiddel om bepaalde grootheden te meten. 
Omdat wat we waarnemen niet altijd klopt. 

Slide 7 - Tekstslide

Tabel
Tabel = een geordende lijst van gegevens. 
Hierin schrijf je op wat je meetinstrumenten aangeven.
Weten jullie al hoe je hiervan een grafiek kan maken?

Slide 8 - Tekstslide

Grafiek
Grafiek = een plaatje om een verband tussen twee variabelen weer te geven. 

Slide 9 - Tekstslide

Grafiek tekenen
1. Teken de assen, een verticale y-as en een horizontale x-as.
2. Bepaal welke grootheid je op welke as gaat zetten, schrijf dit bij de as. Vergeet de eenheid niet.
3. Bepaal de stapgrootte en zet cijfers bij de assen. Gebruik hierbij min. 80% van de as.
4. Zet punten waar de cijfers overeenkomen met die van de tabel.
5. Zet een vloeiende lijn door de punten heen, gebruik geen liniaal


Slide 10 - Tekstslide

Grootheden en eenheden

Elke waarneming heeft zijn eigen grootheid. De grootheid is de eigenschap die we kunnen meten, zoals lengte, tijd en temperatuur. De grootheid is wat je meet.
We meten iedere grootheid in een bijbehorende eenheid. De eenheid van lengte is bijvoorbeeld meter en de eenheid van tijd is seconde. De eenheid is waarin je het meet.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Voorvoegsels
Wanneer de getallen heel groot of heel klein worden, maken we gebruik van voorvoegsels, zoals kilo of mili. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze moet je kennen
Deze is uitgebreider :)

Slide 14 - Tekstslide

Statische elektriciteit
  • Elektronen = hele kleine deeltjes die een negatieve elektrische lading hebben. Deze deeltjes kunnen overspringen.
  • Positief geladen = minder elektronen dan protonen.
  • Negatief geladen = meer elektronen dan protonen

Slide 15 - Tekstslide

Wat doen die ladingen?


Positief + positief, stoten elkaar af
negatief + positief, trekken elkaar aan
Negatief + negatief, ?

Slide 16 - Tekstslide

Ladingen in een stroomkring
  • Elektronen stoten elkaar af
  • Aan het einde van de kring, wacht een positieve lading. 

Elektronen gaan 'stromen'!

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

  • Een isolator laat elektrische stroom slecht door. 
  • Een geleider laat elektrische stroom goed door.
  • Waarom zit er rubber om snoeren heen? 

Slide 19 - Tekstslide

Stroomsterkte
  • Stroomsterkte = hoeveel ladingen er per seconde voorbij komen.
  • De afstand die ik heb gelopen is 100 meter.
  • De stroomsterkte van dit punt is 30 Ampère
  • Dit kan je meten met een stroommeter. 

Slide 20 - Tekstslide

Spanning
  • Bij een beekje zorgt de zwaartekracht dat de stroom gaat lopen. 
  • Bij elektriciteit zorgt spanning dat de stroom gaat lopen.  
  • Spanning = de elektrische druk die ervoor zorgt dat de stroom gaat lopen. Spanning wordt geleverd door een spanningsbron, bijvoorbeeld een batterij.
  • De spanning kan je meten met een spanningsmeter.
  • Grootheden en eenheden?

Slide 21 - Tekstslide

Energie
  • Gaat het molentje harder of zachter draaien als er meer lucht in de ballon zit?
  • Verband spanning en energie-overdracht. 

Slide 22 - Tekstslide

Soorten spanningsbronnen
  • Chemische spanningsbron -  spanning wordt opgewekt met een chemische reactie. 
  • Herbruikbare spanningsbronnen kun je opladen door de stroom er in de omgekeerde richting doorheen te laten lopen. 
  • Weten jullie voorbeelden?
  • Welke is beter voor het milieu?

Slide 23 - Tekstslide

Batterijen in serie
Batterijen kan je het beste 
in serie (= achter elkaar)
schakelen, dan kan je hun
spanning optellen.
?

Slide 24 - Tekstslide

Veiligheid bij netspanning
De netspanning kan voor sommige apparaten te hoog zijn, de transformator zorgt dan dat die wordt verlaagd. 

Slide 25 - Tekstslide

Schakelschema
  • Een overzichtelijke weergave van een stroomkring. 
  • Kunnen jullie een schakelschema tekenen met deze onderdelen? 

Slide 26 - Tekstslide

Schakelschema
  • Een overzichtelijke weergave van een stroomkring. 
  • Kunnen jullie een schakelschema tekenen met deze onderdelen? 

Slide 27 - Tekstslide

Serie
Serieschakeling - schakeling zonder vertakkingen
  • De stroomsterkte is hier overal gelijk.
  • De spanning wordt verdeeld over de lampjes

Slide 28 - Tekstslide

Parallel
Parallelschakeling = een schakeling met vertakkingen.
  • De stroomsterkte wordt hier verdeeld over de lampjes.
  • De spanning is overal gelijk. 

Slide 29 - Tekstslide

Hoe moet ik dat nou weer onthouden?
Stroomsterkte = aantal wagonnetjes
Spanning =  vracht van de wagonnetjes, wordt afgeleverd aan lamp.

Slide 30 - Tekstslide

Serie
Parallel

Slide 31 - Tekstslide