Test jezelf: H2.3 en H2.4

Pruiken en revoluties
Test jezelf



Basis 2 - Hst 2.3 en 2.4
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Pruiken en revoluties
Test jezelf



Basis 2 - Hst 2.3 en 2.4

Slide 1 - Tekstslide

H2.3 Franse tijd in Nederland
Patriotten waren tegen de stadhouder en voor de Franse Revolutie. Ons land heette de Bataafse Republiek toen de patriotten aan de macht waren. Daarna werd Napoleons broer koning van Koninkrijk Holland
Toen Napoleon was verslagen, bleven in Nederland de nieuwe wetten, en gingen mensen dezelfde maten en gewichten gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Zet de gebeurtenissen in de goede volgorde.
1789
1795
1804
1815
1833
Napoleon wordt keizer.
Begin Franse Revolutie.
Engeland verbied de slavernij.
Bataafse Republiek.
Napoleon wordt verslagen.

Slide 3 - Sleepvraag

Wat was de naam van Nederland vóór 1789?
A
Republiek der Verenigde Nederlanden
B
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
C
Bataafse Republiek
D
Koninkrijk Holland

Slide 4 - Quizvraag

Wat was de naam van Nederland tussen 1795 en 1806?
A
Republiek der Verenigde Nederlanden
B
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
C
Bataafse Republiek
D
Koninkrijk Holland

Slide 5 - Quizvraag

Wat was de naam van Nederland tussen 1806 en 1813?
A
Republiek der Verenigde Nederlanden
B
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
C
Bataafse Republiek
D
Koninkrijk Holland

Slide 6 - Quizvraag

Welke gebeurtenis zie je op de afbeelding?
A
Napoleon wordt geboren.
B
Napoleon kroont zichzelf tot keizer van Frankrijk.
C
Napoleon kroont zichzelf tot keizer van Nederland.
D
Napoleon veroverd veel gebieden.

Slide 7 - Quizvraag

Wie waren de patriotten?
A
Mensen die voor de stadhouder waren.
B
Mensen die tegen de stadhouder waren.
C
Mensen die koning wilde worden.
D
Mensen die Napoleon goed vonden.

Slide 8 - Quizvraag

Noem twee redenen waarom de patriotten tegen de stadhouder waren.

Slide 9 - Open vraag

Noem twee dingen die Napoleon invoerde in Nederland.

Slide 10 - Open vraag

Is het voor of na de Franse tijd?
Voor de Franse tijd.
Na de Franse tijd.
De overheid houdt gegevens van mensen bij.
De rechtspraak is openbaar.
De stadhouder leidt het leger.
Iedereen is voor de wet gelijk.
In het hele land andere maten en gewichten.

Slide 11 - Sleepvraag

Wat waren de gevolgen van de Franse Revolutie voor de Nederlanden?

Slide 12 - Open vraag

Wat zou Napoleon denken.
Op welke dingen zou Napoleon trots zijn?

Slide 13 - Open vraag

Wat zou Napoleon denken.
Van welke dingen zou Napoleon spijt hebben?

Slide 14 - Open vraag

H2.4 Slavernij
In de achttiende eeuw handelden Europese landen in slaven, ook Nederland. Slaven werden met schepen van West- Afrika naar Amerika gebracht. Daar werkten ze op plantages in de Europese koloniën. Ze werden vaak slecht behandeld. Abolitionisten waren tegen de slavernij
Ze wisten steeds meer mensen te overtuigen. Daardoor werd in de negentiende eeuw de slavernij afgeschaft.

Slide 15 - Tekstslide

Zet de gebeurtenissen in de goede volgorde.
1602
1621
1750
1830
1863
Slavenhandel is normaal.
Oprichting van de VOC.
Nederland verbied de slavernij.
Oprichting van de WIC
Invoering cultuurstelsel.

Slide 16 - Sleepvraag

Hoe noemen we de handel die je op het kaartje ziet?
A
Slavenhandel
B
Nationalisme
C
Driehoekshandel
D
De VOC

Slide 17 - Quizvraag

Wat is slavernij?
A
Zwarte mensen die in opstand komen tegen de Afrikaanse overheerser.
B
Als een mens als iemands bezit wordt gezien, en gedwongen voor hem moet werken.
C
Als een mens als iemands bezit wordt gezien en tegen betaling voor hem moet werken.
D
Witte mensen die in opstand komen tegen de zwarte overheerser.

Slide 18 - Quizvraag

Wat werd vervoerd bij 1, 2 en 3?

Slide 19 - Open vraag

Hoeveel keer maakten de handelaren winst tijdens deze reis?
A
1 x
B
2 x
C
3 x
D
4 x

Slide 20 - Quizvraag

Hoe dachten de meeste slavenhandelaren in de achttiende eeuw over slavernij?
A
Slaven zijn handelswaar waarmee je goed kunt verdienen.
B
Slaven zijn mensen, en sommige mensen zijn nu eenmaal slaaf.
C
Slaven zijn mensen, en mensen mogen geen slaaf zijn.

Slide 21 - Quizvraag

Hoe komt het dat jij anders over slavernij denkt dan een handelaar uit de achttiende eeuw?
A
Dit komt doordat mensen gebonden zijn aan plaats.
B
Dit komt doordat mensen gebonden zijn aan tijd.
C
Dit komt doordat mensen in de achttiende eeuw dom waren.
D
Dit komt doordat mensen gebonden zijn aan tijd en plaats.

Slide 22 - Quizvraag

Waarom kwam er slavenhandel?

Slide 23 - Open vraag

Hoe kwam er een verbod op de slavernij?

Slide 24 - Open vraag