In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Figuurlijk taalgebruik
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
- Je kunt het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik uitleggen;
- Je kent voorbeelden van figuurlijk taalgebruik
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Figuurlijk taalgebruik
Slide 4 - Tekstslide
Figuurlijk taalgebruik
Er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat
Tegenovergestelde: letterlijk taalgebruik
Slide 5 - Tekstslide
Een gouden ring
- Zij draagt een gouden ring (=letterlijk)
- Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding (=figuurlijk)
Slide 6 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik?
Slide 7 - Open vraag
Blind vertrouwen op iemand Figuurlijk of letterlijk?
Slide 8 - Open vraag
Brood op de plank hebben 1. Als het letterlijk bedoeld wordt, wat is dan de betekenis van deze zin. 2. Als het figuurlijk bedoeld wordt, weet je dan ook de betekenis?
Slide 9 - Open vraag
De appel valt niet ver van de boom. 1. Als het letterlijk bedoeld wordt, wat is dan de betekenis van deze zin. 2. Als het figuurlijk bedoeld wordt, weet je dan ook de betekenis?
Slide 10 - Open vraag
Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 11 - Quizvraag
Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles.
A
Letterlijk
B
Figuurlijk
Slide 12 - Quizvraag
Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles
LETTERLIJK
Er kwamen geen kippen naar de gratis tennisles
Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles
FIGUURLIJK
Er kwam helemaal niemand naar de gratis tennisles
Slide 13 - Tekstslide
Marlou heeft een neefje gekregen. Hij is een wolk van een baby. Wat betekent 'een wolk van een baby'?
Slide 14 - Open vraag
Victor is een boom van een vent geworden. Wat betekent 'een boom van een vent'?
Slide 15 - Open vraag
Wat betekent 'iemand iets op de mouw spelden'?
A
iemand iets laten doen dat niet mag
B
iemand iets wijsmaken
C
iemand een klap geven
D
iemand laten betalen voor iets
Slide 16 - Quizvraag
Wat betekent 'nog nat achter de oren zijn'?
A
nog onervaren zijn
B
nog niet onder de douche zijn geweest
C
verlegen zijn
D
boos zijn
Slide 17 - Quizvraag
Wat is er waar over letterlijk taalgebruik?
A
Bij letterlijk taalgebruik wordt er precies bedoeld wat er staat.
B
Bij letterlijk taalgebruik wordt er iets anders bedoeld dan wat er staat.
Slide 18 - Quizvraag
Maak een zin met figuurlijk taalgebruik
Slide 19 - Open vraag
Afsluiting: Ik weet het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik