Poëzie les 3

Taalgebruik
letterlijk en figuurlijk
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Taalgebruik
letterlijk en figuurlijk

Slide 1 - Tekstslide


LETTERLIJK OF FIGUURLIJK?


Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van deze les:
  • Weet je het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik
  • Kan je figuurlijk taalgebruik herkennen en weet je de betekenis

Slide 3 - Tekstslide


Letterlijk taalgebruik

Dit vertelt precies wat er gebeurd is, er zit geen andere betekenis achter

Bijvoorbeeld: Tegen de lamp lopen --> Je bent écht tegen de lamp aangelopen.

Slide 4 - Tekstslide


Figuurlijk taalgebruik

 Dit heeft een andere betekenis dan dat er staat.

'Tegen de lamp lopen' kan in dit geval ook betekenen: Je deed iets stiekem en bent nu gesnapt.

Slide 5 - Tekstslide

LETTERLIJK


- precies zoals het geschreven is

FIGUURLIJK


- bij wijze van spreken


- er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat


- ookwel beeldspraak genoemd

Slide 6 - Tekstslide

Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles


LETTERLIJK

Er kwamen geen kippen naar de gratis tennisles



Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles


FIGUURLIJK

Er kwam helemaal niemand naar de gratis tennisles

Slide 7 - Tekstslide


Nog meer voorbeelden van figuurlijk taalgebruik:

  • De baard in de keel krijgen
  • Een blauwtje lopen
  • Iemand uit de droom helpen
  • Bij de pakken neerzitten

Spreekwoorden zijn altijd figuurlijk bedoeld!

Slide 8 - Tekstslide

En nu even oefenen!

Slide 9 - Tekstslide

Je moet het nou eens goed in je oren knopen, dat je op tijd moet komen
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 10 - Quizvraag

Ik heb er een hard hoofd in of ik dit jaar ga slagen voor mijn eindexamen
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 11 - Quizvraag

Ik heb een wond aan mijn hoofd
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 12 - Quizvraag

Ik heb een zere keel
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 13 - Quizvraag

Mijn broer krijgt de baard in de keel
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 14 - Quizvraag

Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 15 - Quizvraag

Je raadt nooit wie ik gisteren tegen het lijf liep
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 16 - Quizvraag

Overige begrippen
Regel
Cliffhanger
Inleven
Sfeer

Slide 17 - Tekstslide

Regel
Alle woorden die op 1 regel staan. Hoeft niet te
beginnen met een hoofdletter of te eindigen met een
leesteken (.?!)

Slide 18 - Tekstslide

Cliffhanger
Een verhaal wordt op een spannend moment
onderbroken. Je wilt dan verder lezen om te weten hoe het
verdergaat.

Slide 19 - Tekstslide

Inleven en sfeer
Inleven = Je voorstellen hoe het is om iemand te zijn of hoe
iemand zich voelt.
Sfeer = Hoe iets aanvoelt. Bijvoorbeeld griezelig of gezellig.

Slide 20 - Tekstslide