AGK - 3A Hefbomen 4.6

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

4.6: Hefbomen

3A3 

Planning

• Binnenkomst en planning bespreken
• Uitleg over hefbomen
• Opdrachten maken
• Les afsluiten met korte quiz
• Toets is op maandag 10 december.

Leerdoelen

Aan het einde van deze les:

• Weet je wat de arm van een kracht is
  
• Weet je hoe je een moment moet berekenen van een kracht om een draaipunt
• Kun je de momentenwet toepassen in verschillende situaties.
• Kan je 3 voorbeelden noemen van hefbomen

Hefboom

Een hefboom heeft:

• Een draaipunt
• Een korte arm (grote kracht)
• Een lange arm (kleine kracht)

Rekenen aan hefbomen

• Bij een hefboom zijn er dus tenminste 2 krachten.
• Hoe berekenen we nou deze krachten?
• Om deze krachten te kunnen berekenen, moeten we een andere grootheid introduceren: arm.

De arm van een kracht

Bij een hefboom heeft elke kracht en eigen arm.

''De arm van een kracht is de kortste afstand van de werklijn van de kracht tot aan het draaipunt''

De arm van een kracht

De arm van een kracht is 

NIET gelijk aan de lengte van

de balk

De arm van een kracht

Rekenen aan hefbomen

• Bij een hefboom heeft elke kracht zijn eigen arm.
• We kunnen de grootte van de kracht en de lengte van de arm met elkaar vermenigvuldigen ---> het moment.

Hefboomregel: arm 1 * kracht 1 = arm 2 * arm 2

Oftewel: r 1 * F1 = r2 * F2    <---- Deze moet je onthouden.

arm is r, kracht is F

Oftewel: Moment 1 = Moment 2

Oftewel: M1 = M2

Applet

https://phet.colorado.edu/sims/html/balancing-act/latest/balancing-act_nl.html

Aan de slag!

Opdrachten 41 t/m 45 op bladzijde 99 en 100

Opdrachten maak je in je schrift

De arm van een kracht is altijd gelijk aan de lengte van de balk.

1. Onjuist
2. Juist

De arm van een kracht is

1. De afstand tussen twee krachten
2. De kortste afstand tussen draaipunt en kracht
3. De kortste afstand tot het draaipunt waarbij de kracht loodrecht op de arm staat.

Het moment van een kracht bereken je:

1. F1 + r1 = M1
2. F1 + r1 = M2
3. F1 * r1 = M2
4. F1 * r1 = M1

Het moment aan de ene kant van de wipwap en aan de andere kant van de wipwap

1. Is altijd even groot
2. Is niet altijd even groot

Noem 3 voorbeelden van hefbomen

Wat vind je nog moeilijk na 4.6?

Wat gaat je goed af na de opgaven van 4.6