Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Vergelijkingen en werkwoorden
Vergelijkingen en werkwoorden
1 / 23
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k, g
Leerjaar 2
In deze les zitten
23 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Vergelijkingen en werkwoorden
Slide 1 - Tekstslide
Welke vraag moet altijd eerst stellen als je wilt weten hoe je een werkwoord schrijft?
A
Hoe lang is de zin?
B
Is het onderwerp een meisje?
C
Is het werkwoord een persoonvorm of niet?
D
Wordt het nog mooi weer vandaag?
Slide 2 - Quizvraag
Welke regel hoort bij een persoonsvorm in de tegenwoordige tijd?
A
Het werkwoord langer maken (fiets-fietste)
B
De ik-vorm opschrijven en dan kijken of er -t of -en achter moet (ik loop - hij loopt)
C
De ik-vorm opschrijven en dan kijken of er -te of -de achter moet (ik redde - ik fietste)
D
Kijken wat er het best uitziet
Slide 3 - Quizvraag
Welke regel hoort bij een persoonsvorm in de verleden tijd?
A
Het werkwoord langer maken (fiets-fietste)
B
De ik-vorm opschrijven en dan kijken of er -t of -en achter moet (ik loop - hij loopt)
C
De ik-vorm opschrijven en dan kijken of er -te of -de achter moet (ik redde - ik fietste)
D
Kijken wat er het best uitziet
Slide 4 - Quizvraag
Ik zwem dadelijk naar de overkant.
In welke tijd staat de zin?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 5 - Quizvraag
Ik sprong net van de duikplank.
In welke tijd staat de zin?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 6 - Quizvraag
Ik heb een bakje met snoepje gekocht.
In welke tijd staat de zin?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 7 - Quizvraag
voltooid deelwoord
Vorige jaar zijn de leerlingen allemaal.........
(slagen)
Slide 8 - Open vraag
voltooid deelwoord
De wolf was ontzettend ...... van het aankomende verkeer.
(schrikken)
Slide 9 - Open vraag
voltooid deelwoord
De planten in mijn moestuin zijn deze week heel veel ............
(gegroeid)
Slide 10 - Open vraag
noteer de persoonsvorm en zet hem in een andere tijd
De keeper heeft de bal uit het doel gehouden.
Slide 11 - Open vraag
noteer de persoonsvorm en zet hem in een andere tijd
De badmintonners renden naar de andere kant van het net.
Slide 12 - Open vraag
stellende trap - vergrotende trap - overtreffende trap
knap - knapper - knapst
Slide 13 - Tekstslide
Noteer de vergrotende trap en de overtreffende trap
schoon
Slide 14 - Open vraag
Noteer de vergrotende trap en de overtreffende trap
lekker
Slide 15 - Open vraag
Noteer de vergrotende trap en de overtreffende trap
goed
Slide 16 - Open vraag
Kies het juiste woord:
Ik ben net zo groot als/dan jij.
Slide 17 - Open vraag
Kies het juiste woord:
Die vrouw is slimmer als/dan haar baas.
Slide 18 - Open vraag
Noteer het verkleinwoord.
auto
Slide 19 - Open vraag
Noteer het verkleinwoord.
ring
Slide 20 - Open vraag
Noteer het verkleinwoord.
helling
Slide 21 - Open vraag
Noteer het verkleinwoord.
bom
Slide 22 - Open vraag
Noteer het verkleinwoord.
pad
Slide 23 - Open vraag
Meer lessen zoals deze
Herhalingsles tweedejaars - Taalverzorging H4 en 5
Februari 2021
- Les met
40 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Toets taalverzorging
Juni 2023
- Les met
39 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Spelling de infinitief en het voltooid deelwoord
Juni 2019
- Les met
24 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
Spelling en grammatica woordsoorten
Mei 2024
- Les met
46 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Spelling en grammatica woordsoorten
September 2024
- Les met
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
NN6 - H5 - Taalverzorging - Lastige ww en vergelijken
September 2024
- Les met
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 2
groep 8 werkwoord spelling cito
1 maand geleden
- Les met
44 slides
nederlands
Primary Education
5.8 spelling
Mei 2024
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 1