Om de week werk je tijdens de les aan je onderzoek.
Je vult de begrippenlijst op ELO aan per paragraaf (hw)
Slide 2 - Tekstslide
5.1: ecologie op alle organisatieniveaus
Slide 3 - Tekstslide
Doelen 5.1
Je kunt uitleggen wat een ecosysteem is en wat de kenmerken ervan zijn.
Je kunt biotische en abiotische factoren binnen een ecosysteem benoemen.
Je kunt de invloed van de belangrijke abiotische factoren op organismen beschrijven en de invloed van organismen op abiotische factoren.
Slide 4 - Tekstslide
Wat is ecologie?
Wetenschap waarbij de wisselwerking tussen organismen en hun omgeving wordt bestudeerd
Organisatieniveaus van ecologie:
- Molecuul (eDNA)
- cel
- weefsel
- organen
Slide 5 - Tekstslide
Ecologie
= Deel van de biologie dat onderzoek doet naar de relaties tussen organismen en hun milieu (omgeving).
Verschillende takken:
Dierecologie
Plantecologie
Aquatische ecologie
Verschillende relaties tussen organismen en hun omgeving ...
Slide 6 - Tekstslide
Organisatie-niveaus
Ecologie kan bekeken worden op verschillende organisatieniveaus.
Het is daarom belangrijk om er altijd stil bij te staan op welk organisatieniveua je je bevindt.
Slide 7 - Tekstslide
Vraag
Welke abiotische en biotische factoren hebben invloed op het konijn?
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Vragen
Waarom werden wolven geïntroduceerd in dit ecosysteem?
Welke veranderingen vonden plaats?
Welke conclusie kun je uit deze documentaire trekken?
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Verspreidingsgebied
Tolerantie: vermogen van soorten om schommelingen
in abiotische factoren te kunnen verdragen
Areaal: daar waar de soort op aarde voorkomt.
Bepaald door de tolerantiegrens voor abiotische factoren (=beperkende factor) Uiterste waarde waarbij een individu kan (over)leven
Slide 13 - Tekstslide
Tolerantie
= vermogen van organismen om schommelingen in een abiotische factor te verdra-gen. Bijv temperatuur, pH, etc.
De waarde van een abiotische factor waar de meeste individuen overleven is het optimum.
optimumkromme ->
Slide 14 - Tekstslide
Welke soort heeft het grootste reproductieve succes bij een abiotische factor
A
A
B
B
C
D
D
E
Slide 15 - Quizvraag
In diagram 1 staat de tolerantie weergegeven van een bepaalde soort voor de concentratie zouten in de omgeving. Er is geen duidelijk optimum-punt te zien, maar een 'tolerantiegebied'. Wat betekent dat?
A
De soort verdraagt schommelingen in zoutconcentratie goed
B
De soort verdraagt schommelingen in zoutconcentratie slecht
C
Het gaat om een soort wat helemaal niet kan overleven in een zoute omgeving
D
Indien de zoutconcentraties nog hoger zijn zal er een optimum ontstaan bij de soort
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Video
timer
10:00
Wat
Begrippenlijst 5.1 + Bs 5.1
Hoe
Begrippenlijst ELO / opdrachten BvJ online maken
Hulp
1) boek 2) klasgenoot 3) docent
Tijd
tot 5 min. voor de tijd (dan samen afsluiten)
Uitkomst
Begrippenlijst 5.1 aangevuld + Opdr 1 t/m 17 af en nagekeken
Klaar
Meer oefenen? biologiepagina.nl / via BvJ flitskaarten / test jezelf / versterk jezelf