Neuneinhalb Smartphones und Umwelt+ hh werkwoorden

Klasse 2: Neuneinhalb über Smartphones und Umwelt.
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Klasse 2: Neuneinhalb über Smartphones und Umwelt.

Slide 1 - Tekstslide

Ihr schaut euch eine Sendung von Neuneinhalb an. Zwischendurch bekommst du einige Fragen. 
Viel Spass und Erfolg!

Slide 2 - Tekstslide

7

Slide 3 - Video

Regelmäßige Verben
regelmatige werkwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Regelmäßige Verben
Neben starke/unregelmäßige Verben, wie haben und sein, gibt es auch schwache/regelmäßige Verben.

Diese Verben kannst du nach festen Regeln konjugieren (vervoegen). Wenn du diese Regeln kennst, kannst du viele Verben verwenden!

Slide 5 - Tekstslide

Hoe vind je de stam van een werkwoord?

Slide 6 - Open vraag

Welk ezelsbruggetje ken je voor de regelmatige werkwoorden?

Slide 7 - Open vraag

Komt dit je niet bekend voor? Of wil je het even opfrissen?






Kijk dan naar deze video

Slide 8 - Tekstslide

Regelmäßige Verben
Mit 'idewis feesttenten' kannst du alle regelmäßigen Verben korrekt anwenden. 

Es gibt aber noch einen Sonderfall (uitzondering) wo 'feesttenten' nicht ganz funktioniert.

Slide 9 - Tekstslide

Verbstamm mit Endung
-s, -ss, -x oder -z


eindigt de stam van het werkwoord op -s, -ß of -z dan gebruik je bij du -t, ipv -st

Du reist    /     heißt    /     sitzt
Er reist    /     heißt    /     sitzt
Ihr reist    /     heißt    /     sitzt

Slide 10 - Tekstslide

ich
du
er/sie/es/man

wir
ihr
sie/Sie
Kombiniere die Personalpronomen mit der richtigen Form des Verbes schreiben (schrijven)
schreibe
schreibst
schreibt
schreibt
schreiben
schreiben

Slide 11 - Sleepvraag


Hallo, ich _____ Jan.
A
heiße
B
heiß
C
heißen
D
heißt

Slide 12 - Quizvraag


Er _____ Deutsch ein tolles Fach
A
findt
B
findet
C
finden
D
finde

Slide 13 - Quizvraag


Wir _____ heute zum Strand
A
gehe
B
geht
C
gehen
D
gehet

Slide 14 - Quizvraag

Partizip Perfekt
voltooid deelwoord

Slide 15 - Tekstslide

Partizip Perfekt
Das Perfekt (voltooide tijd) verwendest du um etwas zu beschreiben, dass schon passiert ist. Dazu brauchst du das Partizip Perfekt (voltooid deelwoord) und ein Hilfsverb (hulpwerkwoord):

Ich mache Hausaufgaben --> Ich habe Hausaufgaben gemacht

Slide 16 - Tekstslide

Hoe maak je het voltooid deelwoord in het Duits?

Slide 17 - Open vraag

Partizip Perfekt
Das Partizip Perfekt machst du also mit ge- + Verbstamm + t
machen --> gemacht


Slide 18 - Tekstslide

Voltooid deelwoord (Partizip Perfekt)
Let op: 
1) Als het werkwoord op -ieren eindigt: stam+ t
(bv fotografieren- ich habe fotografiert)

2) Als er een voorvoegsel staat: stam+(e)t
(bv beantworten- ich habe beantwortet)

Slide 19 - Tekstslide


Das Partizip Perfekt von kaufen ist:
A
gekauft
B
kauft
C
kaufet
D
gekaufen

Slide 20 - Quizvraag


Das Partizip Perfekt von studieren ist:
A
gestudiert
B
studiert
C
gestudieret
D
studieret

Slide 21 - Quizvraag


Das Partizip Perfekt von wohnen ist:
A
gewohnet
B
wohnt
C
wohnen
D
gewohnt

Slide 22 - Quizvraag


Das Partizip Perfekt von machen ist:
A
machen
B
gemacht
C
machet
D
gemachen

Slide 23 - Quizvraag

Hast du noch Fragen?

Slide 24 - Open vraag

Ende!

Slide 25 - Tekstslide

01:00
Was macht der Moderator (Robert) am liebsten auf seinem Smartphone?
A
Whatsapp
B
Videos gucken
C
Spiele
D
mailen

Slide 26 - Quizvraag

01:36
In welcher Stadt stehen die grössten Rechenzentren (= internetcentrales) von Deutschland?
A
München
B
Frankfurt am Main
C
Berlin
D
Düsseldorf

Slide 27 - Quizvraag

04:43
Was braucht am meisten Platz auf einem Server?
(brauchen = nodig hebben)
A
Videodateien (= videobestanden)
B
Suchfunktionen (=zoekfuncties)
C
Online Gespräche
D
Fotos

Slide 28 - Quizvraag

05:39
Wieviele Wohnungen können mit der Wärme (= warmte) aus den Servern erwärmt werden?
A
1000 Wohnungen
B
800 bis 900 Wohnungen
C
1200 bis 1300 Wohnungen
D
1500 Wohnungen

Slide 29 - Quizvraag

06:52
Warum ist es besser, ein kaputtes Handy nicht wegzuwerfen (weg te gooien), sagt der Schüler?

Slide 30 - Open vraag

09:16
Was ist der dritte Tipp über Energie sparen?
A
ab und zu Fotos wegwerfen
B
keine Videos mehr gucken
C
weniger chatten
D
weniger anrufen

Slide 31 - Quizvraag

09:18
Ik vond deze opdracht
A
prima te doen
B
te moeilijk
C
best wel lastig

Slide 32 - Quizvraag