Grammatik Wiederholung Regelmäßige Verben

Regelmäßige Verben
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Regelmäßige Verben

Slide 1 - Tekstslide

Regelmäßige Verben
regelmatige werkwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Regelmäßige Verben
Neben starke/unregelmäßige Verben, wie haben und sein, gibt es auch schwache/regelmäßige Verben.

Diese Verben kannst du nach festen Regeln konjugieren (vervoegen). Wenn du diese Regeln kennst, kannst du viele Verben verwenden!

Slide 3 - Tekstslide

Hoe vind je de stam van een werkwoord?

Slide 4 - Open vraag

Welk ezelsbruggetje ken je voor de regelmatige werkwoorden?

Slide 5 - Open vraag

Komt dit je niet bekend voor? Of wil je het even opfrissen?






Kijk dan naar deze video

Slide 6 - Tekstslide

Regelmäßige Verben
Mit 'idewis feesttenten' kannst du alle regelmäßigen Verben korrekt anwenden. 

Es gibt aber noch einen Sonderfall (uitzondering) wo 'feesttenten' nicht ganz funktioniert.

Slide 7 - Tekstslide

Verbstamm mit Endung
-s, -ss, -x oder -z


eindigt de stam van het werkwoord op -s, -ß of -z dan gebruik je bij du -t, ipv -st

Du reist    /     heißt    /     sitzt
Er reist    /     heißt    /     sitzt
Ihr reist    /     heißt    /     sitzt

Slide 8 - Tekstslide

ich
du
er/sie/es/man

wir
ihr
sie/Sie
Kombiniere die Personalpronomen mit der richtigen Form des Verbes schreiben (schrijven)
schreibe
schreibst
schreibt
schreibt
schreiben
schreiben

Slide 9 - Sleepvraag


Hallo, ich _____ Jan.
A
heiße
B
heiß
C
heißen
D
heißt

Slide 10 - Quizvraag


Er _____ Deutsch ein tolles Fach
A
findt
B
findet
C
finden
D
finde

Slide 11 - Quizvraag


Wir _____ heute zum Strand
A
gehe
B
geht
C
gehen
D
gehet

Slide 12 - Quizvraag

Partizip Perfekt
voltooid deelwoord

Slide 13 - Tekstslide

Partizip Perfekt
Das Perfekt (voltooide tijd) verwendest du um etwas zu beschreiben, dass schon passiert ist. Dazu brauchst du das Partizip Perfekt (voltooid deelwoord) und ein Hilfsverb (hulpwerkwoord):

Ich mache Hausaufgaben --> Ich habe Hausaufgaben gemacht

Slide 14 - Tekstslide

Hoe maak je het voltooid deelwoord in het Duits?

Slide 15 - Open vraag

Partizip Perfekt
Das Partizip Perfekt machst du also mit ge- + Verbstamm + t
machen --> gemacht


Slide 16 - Tekstslide

Partizip Perfekt
Bei Verben mit Endung -ieren machst du das Partizip Perfekt mit nur Verbstamm + t
fotografieren --> fotografiert

Für starke/unregelmäßigen Verben musst du das Partizip Perfekt auswendig lernen, es ist immer anders!
haben --> gehabt         sein --> gewesen

Slide 17 - Tekstslide


Das Partizip Perfekt von kaufen ist:
A
gekauft
B
kauft
C
kaufet
D
gekaufen

Slide 18 - Quizvraag


Das Partizip Perfekt von studieren ist:
A
gestudiert
B
studiert
C
gestudieret
D
studieret

Slide 19 - Quizvraag


Das Partizip Perfekt von wohnen ist:
A
gewohnet
B
wohnt
C
wohnen
D
gewohnt

Slide 20 - Quizvraag


Das Partizip Perfekt von machen ist:
A
machen
B
gemacht
C
machet
D
gemachen

Slide 21 - Quizvraag

Hast du noch Fragen?

Slide 22 - Open vraag

Ende!

Slide 23 - Tekstslide