1t & 1u 14 november trede 3

Goodmorning
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Goodmorning

Slide 1 - Tekstslide

'Social media is bad for you'
do you agree?

Slide 2 - Tekstslide

Plan of today:
- Articles 
- present continuous and word order
- Adjectives
- Speaking
- Eindopdracht  


Slide 3 - Tekstslide

Lesson goals
Aan het eind van de les kan ik...
- de articles herkennen, begrijpen en toepassen
- de present continous uitleggen en voorbeelden geven. (herhaling)
- de word order herkennen, begrijpen en toepassen. 
- de adjectives uitleggen en voorbeelden geven. (herhaling)

Slide 4 - Tekstslide

Welke lidwoorden
ken jij in het Engels?

Slide 5 - Woordweb

Articles
Lidwoorden (articles) zijn in de Nederlandse taal de meest gebruikte woorden. We kennen ze allemaal wel: de, het en een. In het Engels komen uiteraard ook lidwoorden voor, namelijk: a, an & the.

Slide 6 - Tekstslide

de/het = the 
Als je in het Nederlands de lidwoorden de of het voor een zelfstandig naamwoord zet, dan gebruik je in het Engels het lidwoord the. Dit lidwoord is het bepaalde lidwoord, dat altijd naar iets specifieks verwijst (the bike = de fiets).

Wij zijn naar de fabriek gegaan om alle veiligheidsvoorzieningen te controleren.
We went to the factory to check all safety devices.

Het gebouw aan de overkant van de straat staat al jaren leeg.
The building across the street has been empty for years.

Slide 7 - Tekstslide

Als je in het Nederlands het lidwoord een voor een zelfstandig naamwoord zet, dan gebruik je in het Engels de lidwoorden a of an. Deze lidwoorden zijn de onbepaalde lidwoorden, die altijd naar iets algemeens verwijzen (a bike = een fiets). Maar wanneer gebruik je welke?

Slide 8 - Tekstslide

A
Het lidwoord a gebruik je voor woorden die beginnen met een medeklinkerklank. Het gaat dus volledig om de klank waarmee het woord begint als je het uitspreekt:
- This is going to be a great day!
- Do you have a drivers licence?
- That is a once in a lifetime opportunity! ('once' spreek je uit als 'wans' en begint dus met een w-klank, oftewel een medeklinkerklank)
- This is a useful suggestion. ('joesful' begint met een j-klank)

Slide 9 - Tekstslide

An
Het lidwoord a wordt an als het volgende woord met een klinkerklank begint.

- He gave me an offer I can't refuse.
- I just witnessed an accident at the crossing.
- The detective started an investigation.
- Would you like to have an apple?
- She was an hour late at work. ('hour' spreek je uit als 'our', dus een klinkerklank)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

AN ORANGE
A COMPUTER

Slide 12 - Tekstslide

vul het juiste lidwoord in

..........horse
A
an
B
a

Slide 13 - Quizvraag


...... apple

A
a
B
an

Slide 14 - Quizvraag


.....honour
A
a
B
an

Slide 15 - Quizvraag


...... movie
A
an
B
a

Slide 16 - Quizvraag


..... university
A
a
B
an

Slide 17 - Quizvraag


..... aunt
A
a
B
an

Slide 18 - Quizvraag

Word order (basics)

Slide 19 - Tekstslide

Wie doet wat waar wanneer
             O              ww              lv             plaats                    tijd
     subject         verb          object      where                  when

Slide 20 - Tekstslide

EXAMPLE:
Peter liep vanmiddag samen met Patrick naar zijn huis.
Peter walked together with Patrick to his house this afternoon.

Slide 21 - Tekstslide

Bepalingen (van tijd en plaats) staan meestal achteraan maar kunnen ook vooraan staan (dit doe je dan om daar de nadruk op te leggen).

Five minutes ago Billy went to his friend

De vaste regel is: Plaats staat altijd vóór tijd! 

Slide 22 - Tekstslide

Most common word order
who - does - what - where - when

  • John lost his phone at school yesterday.
  • My mother met my father at the cinema twenty years ago.
  • I listen to music every day.
  • Elin is hanging out at a friend's house right now.

Slide 23 - Tekstslide

Stappenplan:
1. onderwerp                         WIE
2. werkwoord(en)               DOET
3. lijdend voorwerp            WAT
4. plaats                                  WAAR
5. tijd                                        WANNEER

De tijd kan ook aan het begin van de zin worden gezet!

Slide 24 - Tekstslide

is singing - right now - in the shower - David - a song

Slide 25 - Open vraag

Mondays - do - like - not - I

Slide 26 - Open vraag

don't - at - sleep - night - Cats

Slide 27 - Open vraag

stay up late - on weekdays - My parents

Slide 28 - Open vraag

Zelfstandig aan de slag 
Naar Kenniston
- this is me —> present continuous
- what is that? —> adjectives
timer
10:00

Slide 29 - Tekstslide

What are they wearing?
timer
2:00

Slide 30 - Tekstslide

What are they doing?
timer
2:00

Slide 31 - Tekstslide

Assignment: "Fashion Spotlight"
In duo’s duiken jullie in de wereld van kleding, creativiteit en een beetje magie! Jullie gaan ontwerpers worden in jullie eigen modeshow. Wat gaan jullie doen?Jullie gaan een outfit ontwerpen voor jullie gave modeshow. Jullie mogen kiezen hoe de outfit eruitziet, wat het speciaal maakt en zelfs wat er gebeurt op de catwalk!

Maar dat is niet alles. Jullie gaan ook leren hoe je over kleding en gebeurtenissen praat in het Engels. We gaan kijken naar woorden zoals "a," "an," en "the" om te begrijpen hoe we over dingen praten. Ook gaan we adjectieven gebruiken om deze outfitten levendig te beschrijven en de present continuous om te laten zien wat er gebeurt op het mode-moment.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide