familie dag 4 1 oktober

1 oktober
  1. oefenen op de computer
  2. woorden dag 4
  3. werkblad dag 4
  4. zinsvolgorde
  5. boeken lezen in groepen
  6. bezittelijke voornaamwoorden + filmpje
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

1 oktober
  1. oefenen op de computer
  2. woorden dag 4
  3. werkblad dag 4
  4. zinsvolgorde
  5. boeken lezen in groepen
  6. bezittelijke voornaamwoorden + filmpje

Slide 1 - Tekstslide

werkwoorden
ik loop
hij loopt
zij loopt
jij loopt
wij lopen
jullie lopen
zij lopen

pakken
luisteren
schrijven
lezen
zijn 
hebben

Slide 2 - Tekstslide

KLEIN                     STEVIG 


GROOT                       

DIK                              DUN 
MAGER 

LANG                 OUD          JONG 
BABY

MEISJE                   JONGEN 

MAN                   VROUW 

HOND                     BAL 



Slide 3 - Tekstslide

maak een zin:
1.De jongen.........
2. De meisjes...........
3. Ik.............
4 De man.............
5. Jij.................
6 . De moeder...............
7.  De oom ......................
8. De kinderen..............

is                          
ben
zijn
bent

 


mooi
klein
jong
oud
groot
aardig
dik
dun
mager
slim



Slide 4 - Tekstslide

werkwoorden
ik heet   jij heet      hij heet            wij heten
ik ga      jij gaat     hij gaat           wij gaan
ik knip   jij knipt     hij knipt             wij knippen
ik lees       jij  leest   hij leest    wij lezen


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Is dat jouw familie?

Ja, dit is mijn vrouw.

En wie zijn dit?




Dit zijn mijn zoons.
Is dat je zus?

Nee, dat is mijn dochter

Wat een leuke foto!

Slide 7 - Tekstslide

bezittelijke voornaamwoorden
ik                                         mijn
hij                                        zijn 
jij                                          jouw 
    zij                                         haar  
wij                                       ons
jullie                                   jullie
    zij                                         hun    

Slide 8 - Tekstslide

ons, jouw, zijn ,mijn haar, jullie
De jas is van Talal, het is .........................jas
De tas is van Aya, het is ...................tas.
Ik heb een nieuwe telefoon, het is ....telefoon.
Jullie krijgen een boek,  het is .....................boek
Wij hebben een huis, het is ............huis
Jij vergeet je sleutel, het is ....................sleutel.

Slide 9 - Tekstslide

de man 
de vrouw
de familie
de kinderen
de hond

in een huis
naar school
door het bos

lopen 
zitten
gaan 
rennen
wonen

op de bank 
naar de stad

Slide 10 - Tekstslide

0

Slide 11 - Video

De bruiloft
Zij gaan vandaag trouwen
De man en vrouw wonen samen =samenwonen

Slide 12 - Tekstslide

alleenstaand
Zij is een alleenstaande moeder
de begrafenis
Morgen heb ik een begrafenis.

Slide 13 - Tekstslide

de baas
Hij is de baas van het land 
de collega
Mijn collega is ziek.

Slide 14 - Tekstslide

scheiden
De man en vrouw zijn gescheiden.
het liefdesverdriet
Zij heeft liefdesverdriet

Slide 15 - Tekstslide

de verjaardag
Ik vier vrijdag mijn verjaardag .
de geboorte
De baby is net geboren

Slide 16 - Tekstslide

verliefd 
 Ik zit er heel erg mee.
 Ik ben echt gek op hem.
 Dat meen je niet!
 Dan heb je een groot probleem.
 Dat hoop ik dan maar.

Slide 17 - Tekstslide


A
de bruiloft
B
de jaardag
C
de verjaardag
D
de begrafenis

Slide 18 - Quizvraag


A
wassen
B
knippen
C
rollen
D
kammen

Slide 19 - Quizvraag


A
de familie
B
de vrienden
C
de buren
D
de collega's

Slide 20 - Quizvraag


A
de bruiloft
B
de verjaardag
C
de geboorte
D
de begrafenis

Slide 21 - Quizvraag


A
de begrafenis
B
de bruiloft
C
de geboorte
D
de verjaardag

Slide 22 - Quizvraag


A
de bruiloft
B
de jongen
C
de geboorte
D
het feest

Slide 23 - Quizvraag


A
de volwassene
B
de puber
C
het schoolkind
D
de peuter

Slide 24 - Quizvraag

de man staat ......
de doos
A
achter
B
onder
C
naast
D
voor

Slide 25 - Quizvraag

de man zit ....
de dozen
A
onder
B
boven
C
tussen
D
achter

Slide 26 - Quizvraag

Dit is een...................
A
baby
B
peuter
C
kleuter
D
schoolkind

Slide 27 - Quizvraag


A
de vriend
B
de vrouw
C
de baas
D
de tante

Slide 28 - Quizvraag


A
trouwen
B
scheiden
C
bruiloft
D
vriendschap

Slide 29 - Quizvraag


Slide 30 - Open vraag


Slide 31 - Open vraag


Slide 32 - Open vraag