Nederlands cohort 2020-2021 Beveiliging les 2

huiswerk vorige week
je werkt aan de instaptoets óf hij is al af! deadline vóór 9 oktober

Vandaag: boek nodig en telefoon

onderwerp: Werkwoordspelling
maken: 
Boek Hoofdstuk 3 Opdr.1-5 (p.41-57)





1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

huiswerk vorige week
je werkt aan de instaptoets óf hij is al af! deadline vóór 9 oktober

Vandaag: boek nodig en telefoon

onderwerp: Werkwoordspelling
maken: 
Boek Hoofdstuk 3 Opdr.1-5 (p.41-57)





Slide 1 - Tekstslide

we beginnen met opwarmen
pak je telefoon
Lesson-upapp - quiz

Slide 2 - Tekstslide

Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind

Slide 3 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 4 - Quizvraag

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 5 - Quizvraag

WERKWOORDSPELLING

Slide 6 - Tekstslide

Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 7 - Quizvraag

maken
Boek Starttaal 2F: Taalverzorging
Hoofdstuk 3
Opdr.1-5p.41 - 45
timer
15:00

Slide 8 - Tekstslide

p.42 opdr. 1
fietsen
springen
skateboarden
ik
fiets
spring
skateboard
jij/u
fietst
springt
skateboardt
hij/zij/het
fietst
springt
skateboardt
wij
fietsen
springen
skateboarden
jullie
fietsen
springen
skateboarden
zij
fietsen
springen
skateboarden

Slide 9 - Tekstslide

opdracht 2 p. 42
a. kijk
e. houdt
i. wordt
m. bedankt
b. werkt
f. bekijkt
j. vind
n. groeien
c. denkt
g. zegt
k. houd
o. verbrandt
d. word
h. houdt
l. vinden
p. red

Slide 10 - Tekstslide

stam = werkwoord - en
bijvoorbeeld: werken => ik werk

Soms moet je een klinker toevoegen voor de uitspraak
bijvoorbeeld: koken => ik kook
De ik-vorm van een werkwoord eindigt nooit op twee medeklinkers
bijvoorbeeld: bakken => ik bak


Slide 11 - Tekstslide

De ik-vorm eindigt nooit op een -V of -Z
verven - ik verf
blazen - ik blaas

Slide 12 - Tekstslide

Let op! 
vergelijk: lopen, worden, vinden, beantwoorden
Jij loopt ===> loop jij...
Jij wordt ===> word jij...
Jij vindt ====> vind jij....
jij beantwoordt ====>  beantwoord jij....

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 3 p. 43
a. Jules handbalt
b. Ik waardeer
c. scoort mijn zusje
d. Mijn vader leest
e. Ik geef
f. hij vist

Slide 14 - Tekstslide

p. 44 opdracht 4
a. vind je
e. jij begrijpt
i. word jij
m. houd jij
b. je wordt
f. je biedt
j. speel jij
n. hang jij
c. Jij bepaalt
g. je houdt
k. feest je
o. jij begeleidt 
d. vind je
h. je vermijdt
l. braadt

Slide 15 - Tekstslide

p. 45 opdracht 5
1. .......willen graag een nieuwe sport toelaten
2. Daarom houdt (het Olympisch Comité)
3. De vraag is alleen welke nieuwe sport het wordt.
4. kunnen we straks ook modderworstelaars...
5. Nee, helaas maken heel rare sporten of spellen deze keer....
6. Volgens het IOC verdienen alleen karate.....
7. Van welke sport word jij enthousiast?
8. Ik hoop dat skeeleren de nieuwe sport wordt en ik verwacht ook geen andere uitkomst
9. In de stad tref je steeds vaker mensen op skeelers

Slide 16 - Tekstslide

Instaptoets afmaken vóór 9 oktober

maken boek p. 48 - 51 opdracht 8, 9, 10
(verleden tijd)
volgende week bespreken we de verleden tijd

Slide 17 - Tekstslide