Werkwoordspelling tegenwoordige tijd

We gaan werkwoordspelling oefenen. De tegenwoordige tijd.
Vind jij dit makkelijk?
A
Supersimpel, kom maar op!
B
Soms gaat het en soms maak ik veel fouten.
C
Ik kan dit echt niet!
D
Ik heb geen idee.
1 / 18
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

We gaan werkwoordspelling oefenen. De tegenwoordige tijd.
Vind jij dit makkelijk?
A
Supersimpel, kom maar op!
B
Soms gaat het en soms maak ik veel fouten.
C
Ik kan dit echt niet!
D
Ik heb geen idee.

Slide 1 - Quizvraag

Mijn broer ... (bakken, tt.) weinig van koken, want zijn vlees ...(braden, tt.) hij meestal gitzwart.

Slide 2 - Open vraag

Maria ... (hebben, tt.) tegen Loes gezegd dat ze door Piet....(worden, tt) geplaagd.

Slide 3 - Open vraag

Mijn beide tantes ... (maken, tt.) heerlijke pannenkoeken.

Slide 4 - Open vraag

Haar carnavalsvereniging ... (organiseren, tt.) voorafgaand aan het evenement een diner.

Slide 5 - Open vraag

Tim ... (lezen, tt.) alles over gezonde voeding.

Slide 6 - Open vraag

Ik ... (beven, tt.) alleen al bij de gedachte.

Slide 7 - Open vraag

Ik ... (schrijven, tt.) een verhaal over de vegetarische burger.

Slide 8 - Open vraag

Ik ... (drijven, tt) op het water.
Carla ... (drijven, tt.) op het water.
Wij ... (drijven, tt.) op het water.

Slide 9 - Open vraag

Jan ... (sporten, tt.) elke week wel drie keer.
A
sport
B
sportte
C
spord
D
sporte

Slide 10 - Quizvraag

Ik ... (melden, tt.) de brand bij de alarmcentrale.
A
melt
B
meldt
C
meldde
D
meld

Slide 11 - Quizvraag

... (kneden, tt.) dat deeg toch eens wat beter!
A
kneet
B
kneedt
C
kneed
D
kneedde

Slide 12 - Quizvraag

Sophie ... (raden, tt.) het goede antwoord.
A
raad
B
raadt
C
raat
D
raadde

Slide 13 - Quizvraag

... (antwoorden, tt.) nu eens gelijk als ik je roep!
A
Antwoordt
B
Antwoordde
C
Antwoord
D
Antwoort

Slide 14 - Quizvraag

Mijn vader ... (storen, tt.) zich aan mijn 1-aprilgrap.
A
stoort
B
stoord
C
stoordt
D
stoortte

Slide 15 - Quizvraag

Jij ... (schudden, tt) veel te hard met die flessen prik.
A
schud
B
schudt
C
schut
D
schudde

Slide 16 - Quizvraag

... (vegen, tt.) jij per ongeluk de bladeren in de put?
A
veegt
B
veegde
C
veeg
D
veegdt

Slide 17 - Quizvraag

Extra oefenen?
Open NUMO
Ga naar werkwoordspelling
Maak de sprongtoets(en).

Slide 18 - Tekstslide