Woorden die in het Nederlands één begrip zijn, schrijf je aan elkaar. Ze hebben één klemtoon:
- Vakantiehuisje
- Terreinwagen.
- Ook werkwoorden: ophalen, nakijken, terugsturen.
Als je twee klemtonen hoort, schrijf je de woorden niet aan elkaar.
- Sfeervol huisje
- Supermooie wagen.