3tna 6/3 Spelling aan elkaar of los

Lees de theorie op blz. 196 van je boek.
Log alvast in op LessonUp en maak
de startopdracht (het vraagteken).
Tijd over? Begin alvast aan cursus 7.4.
7.4 Aan elkaar of los?

Voordat we beginnen:
WELKOM 3TN
timer
5:00
SPELLING
Bespreek in tweetallen. * Wat is het verschil in betekenis tussen:

- dames fietsen en damesfietsen;
- een lange baanwedstrijd en een langebaanwedstrijd;
- zestien jarigen en zestienjarigen.
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lees de theorie op blz. 196 van je boek.
Log alvast in op LessonUp en maak
de startopdracht (het vraagteken).
Tijd over? Begin alvast aan cursus 7.4.
7.4 Aan elkaar of los?

Voordat we beginnen:
WELKOM 3TN
timer
5:00
SPELLING
Bespreek in tweetallen. * Wat is het verschil in betekenis tussen:

- dames fietsen en damesfietsen;
- een lange baanwedstrijd en een langebaanwedstrijd;
- zestien jarigen en zestienjarigen.

Slide 1 - Tekstslide

  • Je kunt bepalen of je woorden los of aan elkaar moet schrijven (2F).
Lesdoelen

Slide 2 - Tekstslide

1. Startopdracht bespreken.
2. Uitleg paragraaf 7.4. 
(schrijf mee!)
3. Check in LessonUp.
4. Digitaal oefenen.
5. Terugblikken en afronden.

Wat gaan we vandaag doen?

Slide 3 - Tekstslide

Startopdracht
Bespreek in tweetallen. * Wat is het verschil in betekenis tussen:


- dames fietsen en damesfietsen;
- een lange baanwedstrijd en een langebaanwedstrijd;
- zestien jarigen en zestienjarigen.

Slide 4 - Tekstslide

SO!

Slide 5 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
blz. 196-197.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Aan elkaar of los?
Woorden die in het Nederlands één begrip zijn, schrijf je aan elkaar. Ze hebben één klemtoon:
  • Vakantiehuisje
  • Terreinwagen.
  • Ook werkwoorden: ophalen, nakijken, terugsturen.
Als je twee klemtonen hoort, schrijf je de woorden niet aan elkaar.
  • Sfeervol huisje
  • Supermooie wagen.


Slide 8 - Tekstslide

Waar zit de beklemtoonde lettergreep in 'onlineverbinding'?
A
on
B
line
C
ver
D
binding

Slide 9 - Quizvraag

Waar zit de beklemtoonde lettergreep in 'gebruiksaanwijzing'?
A
ge
B
bruiks
C
aan
D
wijzing

Slide 10 - Quizvraag

Waar zit de beklemtoonde lettergreep in 'miljardenfraude'?
A
mil
B
jar
C
den
D
fraude

Slide 11 - Quizvraag

Samenstellingen worden in het Nederlands aan elkaar geschreven als ze samen één begrip vormen.: deurbel, broodmes. 
Ze hebben één klemtoon:
tennisracket, trainingsbroek.

Maar let op bij twee klemtonen: professioneel racket, goedkope broek.
Aan elkaar of los?

Slide 12 - Tekstslide

  • Woorden van drie woorden of minder die samen één woorden. Noem je ook wel samenstellingen (banketstaaf, bruinebonensoep).

  • Werkwoorden die beginnen met op, over, na etc. Opeten, nakijken, opschrijven, overzien. 
De volgende woorden
schrijf je aan elkaar:

Slide 13 - Tekstslide

Aan elkaar
Los
polstok+hoog+springen
vier+sterren+hotel
korte+baan+schaatser
er+achter+langs

Slide 14 - Sleepvraag

Aan elkaar
Los
post+pakket+bezorger
veel+eisende+leraar
zes+en+twintig
voor+uit+komen

Slide 15 - Sleepvraag

Schrijf de woorden in onderstaande zin waar nodig aan elkaar.

'Mijn vader wil graag kennis maken met de vriendin met wie ik op zomer vakantie ga in een rode camper bus.'

Slide 16 - Open vraag

Schrijf de woorden in onderstaande zin waar nodig aan elkaar.

'Het te kort op de rekening van meneer De Bree was
op gelopen tot dertien honderd euro.'

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Aan het werk
Wat?
Cursus 7.4 Aan elkaar of los?
(blz. 196-197).

Basis: Maak opdracht 1 t/m 6.
Kader: Maak opdracht 1 t/m 6. 
In je online boek.
Hoe?
Keuze: zelfstandig of in stilte.
Hulp
Oogje.
Tijd
Timer.
Klaar?
Werk alvast verder aan paragraaf 7.5.
timer
15:00

Slide 19 - Tekstslide

  • Je kunt bepalen of je woorden los of aan elkaar moet schrijven (2F).
Lesdoelen

Slide 20 - Tekstslide

Hoe ging het oefenen met
deze spellingregel je af?


😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

In welke gevallen schrijf je woorden aan elkaar?
Noem één van de vijf gevallen en geef hierbij een voorbeeld.

Slide 24 - Open vraag

Aan elkaar of los?
A
zevenhonderddertien
B
zeven honderd dertien
C
zevenhonderd dertien
D
zeven honderddertien

Slide 25 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
adembenemende voorstelling
B
adembenemendevoorsteling
C
adem benemende voorstelling
D
adem benemendevoorstelling

Slide 26 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
Vijf sterren hotel
B
Vijfsterren hotel
C
Vijf sterrenhotel
D
Vijfsterrenhotel

Slide 27 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
bruine bonen soep
B
bruine bonensoep
C
bruinebonensoep

Slide 28 - Quizvraag

aan elkaar of los?
A
daar om heen
B
daaromheen
C
daarom heen
D
daar omheen

Slide 29 - Quizvraag